Messier 22
Messier 22 is een bolvormige sterrenhoop in de buurt van de centrale uitstulping van de Melkweg, de dicht opeengepakte groep sterren in de buurt van het centrum van de Melkweg. De bolhoop ligt in de richting van het sterrenbeeld Sagittarius – Boogschutter en het is een van de helderste bolhopen aan de sterrenhemel en een van de eerste objecten van dit type die werd gevonden en bestudeerd.
Messier 22 is ook een van de meest nabije bolhopen tot de Zon. De enige bolhoop die dichter bij ons staat is Messier 4 in het sterrenbeeld Scorpius – Schorpioen. Messier 22 is ellipsvormig en bevindt zich op een afstand van ongeveer 10.600 lichtjaar van de Aarde en draagt de aanduiding NGC 6656 in de New General Catalogue.
De bolhoop heeft een visuele helderheid van magnitude 5,5 en het is daarmee de helderste bolhoop die zichtbaar is vanaf noordelijke breedtegraden. Omdat Messier 22 zich echter in het sterrenbeeld Boogschutter bevindt komt de bolhoop voor waarnemers op het noordelijk halfrond nooit erg ver boven de horizon. De bolhoop is minder spectaculair als Messier 13 in Hercules en Messier 5 in Serpens – Slang.
Deze sterrenbeelden bevinden zich beide in het noordelijke hemelhalfrond en staan voor noordelijke waarnemers hoger boven de horizon waardoor de deepsky-objecten die zich binnen hun grenzen bevinden veel beter waarneembaar zijn.
Messier 22 is gemakkelijk te vinden. De bolhoop is onder goede omstandigheden zichtbaar met het blote oog en ligt slechts 2,5° ten noorden van Kaus Borealis, de ster die het puntje van het Theepotje vormt. Met een verrekijker is Messier 22 zichtbaar als een zwak lichtvlekje. Kleine telescopen zullen de helderste sterren zichtbaar maken en grotere instrumenten zullen sterren in de hele bolhoop tonen.

De beste tijd van het jaar om Messier 22 waar te nemen zijn de maanden juni, juli en augustus als het sterrenbeeld ’s avonds hoger boven de horizon komt.
De leeftijd van Messier 22 wordt geschat op 12 miljard jaar. De bolhoop beslaat een oppervlakte van 32 boogminuten aan de sterrenhemel en dat is meer dan de volle maan. Het komt overeen met een diameter van 99 lichtjaar. De enige bolhopen die helderder zijn dan Messier 22 zijn Omega Centauri in het sterrenbeeld Centaurus en 47 Tucanae in het sterrenbeeld Toekan – Tucana. Deze bolhopen zijn niet opgenomen in de catalogus van Messier omdat ze te ver zuidwaarts liggen om zichtbaar te zijn vanaf noordelijke breedtegraden.
Messier 22 beweegt zich met een snelheid van 149 km/s van ons af. De bolhoop bevat minstens 83.000 sterren en heeft een totale massa van ongeveer 500.000 zonsmassa. De helderste sterren zijn van magnitude 11 en er zijn 32 variabele sterren in de bolhoop bekend.
Er zijn twee zwarte gaten gevonden in Messier 22 en deze werden in 2012 door de Chandra röntgentelescoop van de NASA bevestigd. Ze hebben een massa tussen de 10 en 20 zonsmassa. Hun ontdekking suggereert dat er tussen de 5 en 100 zwarte gaten in de bolhoop kunnen zijn en dat er ook meerdere zwarte gaten in andere bolhopen kunnen voorkomen. De aanwezigheid van zwarte gaten en hun interactie met de sterren van Messier 22 zou de ongewoon grote centrale regio van de bolhoop kunnen verklaren.
De twee zwarte gaten, aangeduid als M22-VLA1 en M22-VLA2, maken beide deel uit van dubbelstersystemen. Elk heeft ene begeleidende ster en trekt materie daaruit. Het gestolen materiaal – gas en stof – vormt een accretieschijf rond elk zwart gat en emissies van deze schijven zijn wat wetenschappers konden detecteren. Zonder hen zouden de zwarte gaten verborgen zijn gebleven.
Messier 22 is een van de slechts vier bolhopen die een planetaire nevel bevatten. De enige andere bolhoop uit de Messier-catalogus waarvan bekend is dat deze een planetaire nevel heeft, is Messier 15 in het sterrenbeeld Pegasus.
De nevel in Messier 22, gecatalogiseerd als GJJC1 of IRAS 18333-2357, werd in 1986 door de IRAS-satelliet gevonden en in 1989 geïdentificeerd als een planetaire nevel. De nevel heeft een diameter van 3 boogseconden en ligt 1 boogminuut ten zuiden van het centrum van de bolhoop. De nevel is voor waarnemers extreem lastig te vinden. de leeftijd van de planetaire nevel wordt geschat op 6000 jaar en in het centrum van de nevel bevindt zich een blauwe ster.
Messier 22 draait met een periode van 200 miljoen jaar om het centrum van de Melkweg. De positie van de bolhoop, voor de galactische uitstulping, is nuttig voor astronomen omdat Messier 22 een gravitationeel microlensing effect heeft op de sterren in de uitstulping, die zich achter de bolhoop bevinden.
Het lenseffect is een fenomeen dat optreedt wanneer een astronomisch object zoals een ster of een quasar is uitgelijnd met een massief object op de voorgrond in dit geval een bolhoop – en het licht van het eerste object wordt afgebogen vanwege het zwaartekrachtsveld van het massieve object. Als gevolg hiervan kan het object op de achtergrond verschijnen in twee of meer vervormde, onopgeloste, vergrote, heldere beelden in de buurt van het object op de voorgrond. Het fenomeen stelt stronomen in staat om een reeks donkere of zwakke objecten te bestuderen, waaronder bruine, witte e rode dwergen, planeten, neutronensterren en zwarte gaten.
In 1999 onthulde een onderzoek met de Wide Field and Planetary Camera 2 6 planeetgrote objecten met massa’s van ongeveer 80 aardmassa. Deze objecten werden gevonden nadat de telescoop korte microlensing-gebeurtenissen had vastgelegd tijdens het monitoren van sterren in Messier 22.
Het was de Duitse amateurastronoom Abraham Ihle die op 26 augustus 1665 Messier 22 ontdekte. Hij stuitte op de bolhoop toen hij Saturnus waarnam. Messier 22 is vermoedelijk de eerste bolhoop die werd gevonden. Omdat de bolhoop dicht bij de ecliptica ligt komen sommige planeten er dicht bij en op die manier werd de bolhoop ook door Ihle gevonden.
Op 5 juni 1764 zag Charles Messier de bolhoop en nam hem op in zijn catalogus. Hij schreef: “in dezelfde nacht van 5 op 6 juni 1764 heb ik een nevel waargenomen die zich iets onder de ecliptica bevindt, tussen de kop en de boog van de Boogschutter, in de buurt van de ster van de 7de magnitude, de 25ste van dat sterrenbeeld, volgens de catalogus van Flamsteed. Die nevel leek mij geen enkele ster te bevatten, hoewel ik hem heb onderzocht met een goede Gregoriaanse telescoop die 104 keer vergroot: hij is rond en je ziet hem heel goed met een gewone (niet-achromatische) refractor van 3 voet en een halve; zijn diameter is ongeveer 6 boogminuten. Ik heb zijn positie bepaald door hem te vergelijken met de ster Lambda Sagittarii: zijn rechte klimming is vastgesteld op 275d 28’ 39” en zijn declinatie op 24d 6’ 11”. Het was Abraham Ihle, een Duitser, die deze nevel in 1665 ontdekte toen hij Saturnus observeerde. M. le Gentil heeft het ook onderzocht en hij heeft een gravure van de configuratie gemaakt in het deel van de Memoirs of the Academy, voor het jaar 1759, pagina 470. Hij observeerde het op 29 augustus 1747, bij goed weer, met een refractor van 18 voet lang: hij observeerde het ook op 17 juli en op andere dagen. “Het leek mij altijd”, zegt hij. “zeer onregelmatig van vorm, haar & het verspreiden van lichtstralen in de ruimte over zijn hele diameter.”
William Herschel loste in juli 1783 met zijn 20 voet telescoop de bolhoop op in sterren. Hij deed de volgende waarneming: “Met een kleine 20 voet Newton telescoop, vermogen 200, wordt het allemaal opgelost in sterren, die erg klein en dichtbij zijn. Er moeten er wel honderden zijn. Met 350 zie ik de sterren heel duidelijk; maar de nevel is te laag op deze breedtegraad voor zo’n vermogen.”
Messier 22 was een van de eerste bolhopen die uitgebreid werd bestudeerd. De Amerikaanse astronoom Harlow Shapley, die Messier 22 in 2930 bestudeerde, telde ongeveer 70.000 sterren en zag dat de bolhoop een dichte kern had.
De Amerikaanse astronomen Halton Arp en William Melbourne bestudeerden de bolhoop in 1959 en een team onder leiding van James Hesser voerde in 1977 uitgebreide onderzoeken uit naar de grote kleurverspreiding van de rode reuzentak in de bolhoop die vergelijkbaar is met die in NGC 5139 – Omega Centauri, de grootste bekende bolhoop in de Melkweg.
Messier 22 – NGC 6656
Type object | Bolhoop, bolvormige sterrenhoop |
Classificatie | VII |
Namen en aanduidingen | Messier 22 NGC 6656 Lacaille I. 12 |
Kenmerken | Planetaire nevel, zwarte gaten |
Sterrenbeeld | Sagittarius – Boogschutter |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 10.600 – 3000 |
Leeftijd (miljard jaar) | 12 |
Aanstal sterren | 83.000 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 5,1 |
Schijnbare grootte (boogminuten) | 32 |
Straal (lichtjaar) | 50 |
Locatie

Eerste publicatie: 19 januari 2025