Bemande ruimtevaart

Space shuttle Endeavour

De space shuttle Endeavour
De space shuttle Endeavour in het California Science Center. Credit: California Science Center

De Endeavour was de vijfde en laatste space shuttle die werd gebouwd. De shuttle werd gebouwd na de ramp met de Challenger die kort na de lancering in 1986 ontplofte. NASA gebruikte reserve onderdelen van de andere shuttles om een nieuwe shuttle te bouwen.

De Endeavour maakte 25 vluchten. De shuttle was betrokken bij de eerste servicemissie naar de Hubble Space Telescope maar vloog ook eenmaal naar het ruimtestation Mir en verschillende keren naar het International Space Station.

Bouw en de wedstrijd voor een naam

Mogelijk omdat ze dachten dat het zou leiden tot positieve berichten in de pers besloot NASA een wedstrijd uit te schrijven voor de naam van de nieuwe shuttle. Scholen uit de Verenigde Staten mochten aan deze wedstrijd deelnemen. Ongeveer 6000 scholen deden dit. NASA had verschillende eisen gesteld aan de nieuwe naam. Zo moest de nieuwe shuttle vernoemd worden naar een verkennings- of onderzoeksschip en de naam zou ook in de ruimte gemakkelijk te begrijpen moeten zijn.

Ongeveer een derde van de scholen koos voor dezelfde naam: Endeavour. De Endeavour was een Brits schip tussen 1769 en 1771 voer onder commando van kapitein James Cook. Tijdens die eerste reis voer de Endeavour naar Tahiti om de overgang van Venus voorlangs de Zon waar te nemen.

Andere namen waren onder andere Horizon en North Star. Het was uiteindelijk de toenmalige president George W. Bush die, op aangeven van de administrator van de NASA de uiteindelijke naam koos. Twee scholen werden, op basis van hun argumentatie, tot winnaar uitgeroepen.

In 1987 begon, gebruikmakende van reserveonderdelen van de Discovery en de Atlantis, de bouw van de Endeavour in 1987. In juli 1990 was de shuttle klaar en in mei 1991 werd de shuttle overgebracht naar het Kennedy Space Center in Florida.

De Endeavour in een oogopslag

  • Eerste vlucht: TS-49, 7 mei t/m 16 mei 1992
  • Laatste vlucht: STS-133, 24 februari – 9 maart 2011
  • Aantal missies: 25
  • Tijd in de ruimte: 296 dagen, 3 uur, 34 minuten, 2 seconden
  • Huidige locatie: California Science Center in Los Angeles

Uitdagende reparaties van satellieten

De allereerste vlucht van de Endeavour was meteen een hele uitdaging. De bemanning van STS-49 moest na de lancering op 7 mei 1992 een satelliet vangen die in een verkeerde baan terecht was gekomen. Ze moesten de satelliet repareren en in zijn juiste baan brengen.

De bemanning kwam bij de Intelsat VI maar kreeg de satelliet niet te pakken om hem aan boord van de shuttle te brengen. Hangende aan het eind van de Canadarm probeerde astronaut Pierre Thuot de satelliet te koppelen maar steeds als hij de satelliet aanraakte tolde die weer weg. Nieuwe pogingen de dag erna mislukten ook.

NASA bedacht een nieuwe, meer gevaarlijke procedure om de satelliet te vangen. Voor eerst eerst maakten drie astronauten tegelijkertijd een ruimtewandeling. Gezamenlijk wisten de drie astronauten de satelliet te vangen en die in het vrachtruim van de Endeavour te krijgen.

Intelsat VI werd voorzien van een nieuwe startmotor en opnieuw uitgezet in de ruimte. De telecommunicatiesatelliet kwam succesvol in een geostationaire baan en begon in de zomer van 1992 tijdens de Olympische Spelen met zijn eerste transmissies.

Endeavour was ook de shuttle die de bemanning vervoerde voor de eerste reparatiemissie van de Hubble Space Telescope. Tijdens STS-61 werd de Hubble voorzien van corrigerende optiek om de fouten in de hoofdspiegel op te lossen. Ook werden er toen nieuwe zonnepanelen geïnstalleerd en enkele andere instrumenten omgeruild voor nieuwe versies.

Tijdens deze missie in december 1993 werden er vijf ruimtewandelingen in vijf dagen uitgevoerd en verbleven astronauten in totaal meer dan 35 uur buiten de shuttle. Volgens de NASA waren het de meest uitdagende ruimtewandelingen in de geschiedenis van het ruimtevaartprogramma.

Shuttle wetenschap

Het shuttle programma is het bekendst geworden door de lanceringen van diverse grote satellieten, de bezoeken aan het Russische ruimtestation Mir en de bouw van het International Space Station. Echter er werden ook duizenden en duizenden uren gespendeerd aan wetenschappelijk onderzoek en de bemanningen van de Endeavour namen daar uiteraard ook aan deel.

In 1994 vloog de Endeavour een aantal Space Radar Laboratory missies. NASA wilde tijdens die missies hoge resolutie radaropnames maken van de Aarde om te leren hoe de Aarde verandert als gevolg van vooral klimaatsveranderingen.

Maar de opnames werden ook voor andere doeleinden gebruikt. Zo ontdekte men bijvoorbeeld in Cambodja oude nederzettingen in de buurt van Angkor. De tempels van Angkor gaan terug tot de negende eeuw. De radar kon vanuit de ruimte onder de bomen en andere obstakels kijken om te zien wat er zich onder bevond.

In maart 1995 voerde de Endeavour tijdens STS-67 de Astro Observatory missie uit. Tijdens deze missie werden meer dan 100 objecten in ultraviolet bestudeerd. Zes maanden later plaatste de bemanning van STS-69 de Spartan in de ruimte. Spartan bestudeerde gedurende twee dagen de buitenste delen van de atmosfeer van de Zon en werd toen weer naar binnen gehengeld.

In 1998 bracht de Endeavour ook gedurende een paar dagen een bezoek aan het Russische ruimtestation Mir. De bemanning van de STS-89 was de eerste die gebruikmaakte van een ander shuttle dan de Atlantis om Mir te bereiken.

Constructie van het International Space Station

De Endeavour had de eer de eerste shuttle te zijn die een bijdrage leverde aan de constructie van het International Space Station. In december 1998 werd STS-88 gelanceerd op zoek naar de Russische Zarya module. Op 6 december 1998, twee dagen na de lancering koppelden de astronauten de Zarya met de Unity module die door de Verenigde Staten was gebouwd.

De astronauten Jerry Ross en James Newman hadden drie ruimtewandelingen nodig om de twee modules te koppelen waarna de modules ook geactiveerd werden.

Tijdens STS-99 voerde de Endeavour een radar topografische missie uit, alle andere missies van de Endeavour waren gericht op de bouw van het ISS. Voor de ramp met de Columbia die er voor zorgde dat twee jaar lang geen shuttles werden gelanceerd, bracht de Endeavour de Canadarm2 en zonnepanelen naar het ISS toe.

Toen de shuttles na de ramp met de Columbia weer gingen vliegen bleef de Endeavour nog geruime tijd buiten gebruik. In december 2003 begon men de Endeavour te moderniseren. Er werd meer geavanceerde elektronica geplaatst en ook kwam er een nieuw GPS-systeem.

In augustus 2007 maakte de Endeavour tijdens STS-118 zijn rentree in de ruimte. Endeavour bracht onder andere nog de Japanse laboratorium module Kibo en de Tranquility node naar het ISS toe en ook werden er diverse vluchten uitgevoerd om allerhande materialen naar het ISS toe te brengen.

De laatste missie en het pensioen

Op 16 mei 2011 bereikte de Endeavour voor het laatst de ruimte. STS-134 stond onder commando van Mark Kelly wiens vrouw, parlementslid Gabrielle Giffords, in januari van dat jaar was neergeschoten. Giffords was herstellende van de zware verwondingen maar stond er op dat haar man naar de ruimte ging. Tijdens de missie bracht de Endeavour reserveonderdelen voor Dexter en twee S-band communicatie antennes en de Alpha Magnetic Spectrometer naar het ISS toe. Het was één van de laatste vluchten van het shuttleprogramma.

Het California Science center werd geselecteerd om de Endeavour permanent te tentoonstellen. Het was een logistieke uitdaging om de shuttle daar te krijgen want de kolos moest een afstand van 19 kilometer afleggen dwars door de straten van Los Angeles. Op 14 oktober 2012 bereikte de Endeavour zijn laatste eindbestemming.

 

Eerste publicatie: 17 februari 2018
Bron: space.com, NASA