Ruimtesondes

Voyager 2 – tussen de reuzenplaneten door

Voyager 1
Artist impression van Voyager 1. Credit: NASA/JPL

Voyager 2 is ondanks zijn naam de eerste van twee identieke ruimtesondes die in 1977 werden gelanceerd om de buitenste planeten te gaan bestuderen. Voyager 1 concentreerde zich op Jupiter en Saturnus en Voyager 2 maakte close-ups van zowel Jupiter en Saturnus als ook Uranus en Neptunus. Het bezoek van de Voyager 2 aan Uranus en Neptunus was in de twintigste eeuw ons eerste en enige bezoek aan deze verre planeten.

Zelfs vandaag nog stuurt de Voyager vanaf de rand van ons zonnestelsel informatie terug. De Voyagers hebben een gouden plaat aan boord met geluiden van de Aarde. Voyager 2 zal de interstellaire ruimte bereiken en daar beginnen aan nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen.

Voyager 2 werd op 20 augustus 1977 gelanceerd. Twee weken later, op 5 september 1977 was het de beurt aan Voyager 1. De datums waren zo gekozen omdat de planeten gunstig waren gepositioneerd zodat de verkenners relatief eenvoudig van planeet naar planeet konden reizen waarbij de planeten werden gebruikt om de snelheid te verhogen en om de koers te corrigeren. Deze gunstige samenstand van planeten doet zich overigens maar eens in de 176 jaar voor.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de NASA vier ruimtesondes zou lanceren waarvan er twee langs Jupiter, Saturnus en Pluto zouden reizen en de andere twee langs Jupiter, Uranus en Neptunus. Om budgettaire redenen ging dat plan niet door maar de Voyagers hebben dat dubbel en dwars goed gemaakt. De twee ruimtesondes hebben de verwachten ruim overtroffen. Veertig jaar na hun lancering functioneren ze nog steeds prima. Voyager 1 is in 2012 de grens met de interstellaire ruimte overgetrokken en Voyager 2 zal dat in een van de komende jaren gaan doen.

Back-up voor Voyager 1

Beide Voyagers moesten opnames maken van Jupiter en Saturnus. Maar NASA had ook nog andere plannen. Ofschoon NASA krap bij kas zat en er niet genoeg budget was om te garanderen dat de Voyager 2 nog steeds zou functioneren als die langs Uranus en Neptunus zou scheren was het vluchtschema wel ontworpen om langs deze twee planeten te vliegen. Als de ruimtesonde dan nog steeds zou werken na de scheervlucht langs Saturnus dan zou de NASA gaan proberen om ook opnames te maken van de andere twee planeten.

Maar Voyager 2 was ook bedoeld als back-up voor Voyager 1. Als de Voyager 1 er niet in zou slagen om foto’s te maken van Jupiter en Saturnus dan was NASA voorbereid om de baan van Voyager 2 aan te passen zodat die Voyager 1 zou gaan volgen. Dat zou ervoor zorgen dat er een bezoek gebracht zou kunnen worden aan Uranus en Neptunus maar nog steeds de mogelijkheid openhouden dat er wel foto’s van de eerste twee gasplaneten gemaakt zouden kunnen worden.

Natuurlijk deed de Voyager 1 prima zijn werk bij de planeten Jupiter en Saturnus en daarom kon NASA de originele plannen met de Voyager 2 uitvoeren.

Ontdekkingen bij Jupiter en Saturnus

Voyager 2 arriveerde in 1979 bij Jupiter. Dit was twee jaar na de lancering vanaf Cape Canaveral. Vier maanden eerder was de Voyager 1 door het Jupitersysteem gevlogen dus de NASA had op tijd de doelen voor de Voyager 2 kunnen definiëren. Er werden aanvullende foto’s gemaakt van Jupiter en de manen. Voyager 2 nam ook veranderingen in de Grote Rode Vlek waar en nam in groter detail het oppervlak van de manen waar.

Voyager 2 maakte veel foto’s van de manen. De foto’s die de ruimtesonde maakte van Europa behoren tot de spectaculairste. Vanaf een afstand van ruim 200.000 kilometer werden spectaculaire opnames gemaakt van de maan en wetenschappers zagen dat de maan zo glas als een biljartbal is.

Enkele maanden nadat de Voyager 1 de manen Thebe en Metis ontdekte, fotografeerde de Voyager 2 de maan Adrastea. Dit is een kleine maan met een doorsnede van slechts 30 kilometer.

De volgende planeet die door de Voyager 2 werd bezocht was Saturnus. Op 26 augustus 1981 was de dichtste nadering tot de beringde planeet en er worden honderden foto’s gemaakt van de planeet, de manen en zijn ringen. Astronomen gebruikten de Voyager 2 om de ringen te onderzoeken. Ze namen de ringen waar toen die de ster Delta Scorpii gedurende bijna 2,5 uur bedekte. Het flikkeren van de ster leidde tot de ontdekking van smalle ringen die slechts 100 meter breed waren.

Uranus, Neptunus en verder

Voyager 2 heeft de enige close-ups gemaakt van Uranus en Neptunus. Op 24 januari 1986 vond de dichtste nadering tot Uranus plaats. Er werden waarnemingen gedaan aan de planeet waarbij werd opgemerkt dat de zuidpool naar de Zon toe was gericht en dat de atmosfeer van Uranus voor ongeveer 85% uit waterstof bestaat en voor ongeveer 15% uit helium.

Voyager 2 ontdekte ook ringen rond Uranus, 10 nieuwe manen en een magneetveld dat 55° is gekanteld ten opzichte van de as van de planeet. Astronomen hebben nog steeds vragen over waarom Uranus gekanteld in zijn baan om de Zon draait.

Voyager 2 fotografeerde ook de maan Miranda, wellicht de vreemdste maan in ons zonnestelsel.

Op 25 augustus 1989 bereikte Voyager 2 de planeet Neptunus. De ruimtesonde vloog op een afstand van ongeveer 5000 kilometer hoogte over de toppen van de wolken heen en nam vijf nieuwe manen waar en ontdekte ook vier ringen rond de planeet.

Erfenis van de Voyager 2

Volgens de NASA hebben de waarnemingen van de Voyager 2 een hele belangrijke rol gespeeld bij latere waarnemingen. De Cassini ruimtesonde die tussen 2004 en 2017 Saturnus en zijn manen onderzocht, vond tientallen jaren later bewijs voor vloeibaar water op de manen nadat de Voyagers al de mogelijkheid voor water onthulden. Cassini bracht ook de maan Titan in kaart nadat de Voyagers foto’s maakten van de dikke atmosfeer van de maan.

De opnames die Voyager 2 maakte van Uranus en Neptunus dienden als basis voor latere waarnemingen met grote telescopen vanaf de Aarde. In 2014 namen astronomen onverwachts gigantische stormen waar op Uranus, heel anders als toen de Voyager 2 in 1986 langs de planeet scheerde. Ook op Neptunus zijn stormen waargenomen, deze keer door de Hubble Space Telescope en astronomen kunnen ze vergelijken met wat Voyager 2 in 1989 van dichtbij zag. NASA bestudeert momenteel de mogelijkheden voor een ruimtemissie naar Uranus of Neptunus.

In 2017 bevonden de beide Voyagers zich 40 jaar in de ruimte. Volgens de NASA is het verrassend dat de beide ruimtesondes na al die jaren nog zo goed functioneren. Er zijn wetenschappers die al hun hele carrière zijn verbonden aan het Voyager-project. Toen de Voyagers werden gelanceerd was de mensheid pas 20 jaar actief in de ruimte.

In december 2017 voerde de NASA een succesvolle test uit met de back-up-aandrijving van de Voyager 1. Hiermee kan de Voyager zichzelf naar de Aarde richten om met ons te communiceren. De oorspronkelijke aandrijving ging in kwaliteit achteruit dus de NASA gebruikte de stuurraketjes die voor het laatst in 1980 waren gebruikt tijdens de scheervlucht langs Saturnus. Alhoewel de stuurraketjes van de Voyager 2 nog in een veel betere conditie zijn heeft de NASA plannen om eenzelfde test uit te voeren met de Voyager 2

In februari 2018 was Voyager 2 ongeveer 117 Astronomische Eenheden verwijderd van de Aarde. Dat is gelijk aan ongeveer 17,5 miljard kilometer. De Voyager 2 kan nog even mee. Volgens de NASA is er voldoende energie aan boord om de instrumenten tot minstens 2025 te gebruiken.

Wil je weten waar de Voyagers nu ergens uithangen? NASA weet het 🙂

Eerste publicatie: 17 maart 2018
Bron: NASA, space.com