Waarnemen

Waarnemen – lenzentelescopen

Lenzentelescopen

De lenzentelescoop is ruim 400 jaar geleden uitgevonden door een Nederlander. Er worden twee namen genoemd: Hans Lippershey en Zaccharius Janssen. Ze keken door twee lenzen en zagen dat veraf staande voorwerpen groter leken. Omdat dit type lenzen gebruikte om het licht te buigen of te refracteren wordt het ook wel refractor genoemd.

De eerste telescoop van Galileo Galilei

Rechts de eerste telescoop van Galileo Galilei en links een moderne refractor telescoop

De basis:

  • Iedere refractor bestaat uit twee belangrijke delen: een grote lens om licht van een ver object op te vangen en een kleinere lens om het beeld van de eerste lens te vergroten.
  • De telescoop die Lippershey bouwde had een vergroting van 3 maal. In 1609 bouwde Galileo een telescoop die 30 maal kon vergroten. Galileo was ook de eerste die de telescoop op de hemel richtte. Overigens zaten beide telescopen vol met beeldfouten en waren de lenzen van slechte kwaliteit.

Meer in detail:

  • Enkele technische kreten: de afstand van de lens tot het brandpunt wordt brandpuntsafstand genoemd. De verhouding tussen de brandpuntsafstand en de doorsnede van het objectief wordt brandpuntsverhouding genoemd. De verhouding tussen het brandpunt van het objectief en het brandpunt van het oculair is de vergroting van de telescoop.
  • De eerste refractors hadden een enkelvoudige objectief lens die sferisch was geslepen. Dit veroorzaakt nogal wat beeldvervorming. Ook vallen rood, groen en blauw licht niet in hetzelfde brandpunt, een probleem dat chromatische aberratie wordt genoemd. Om dit probleem op te lossen hadden de eerste telescopen enorm lange brandpunten bij een relatief kleine objectieflens.
  • Rond 1750 construeerde een advocaat, Chester Moore, een objectieflens die uit twee delen bestond die van verschillend glas waren gemaakt. Op deze manier kon chromatische aberratie grotendeels worden voorkomen. Heden ten dage hebben alle refractors nog steeds een objectieflens die uit minimaal twee verschillende delen bestaat.

Een beetje geschiedenis:
Lippershey noemde zijn uitvinding een “kijker”. Galileo, die er als eerste mee naar de sterren en planeten keek, noemde het telescopium (Latijn) of telescopio (Italiaans).

Apochromatische refractors

Een apochromatische refractor gebruikt een objectief dat is gemaakt van extra laag dispersie glas. Het levert een uitermate helder beeld op zonder chromatische aberratie. Veel waarnemers beschouwen een apochromaat als de ultieme telescoop voor fotografie en het waarnemen van planeten.

De basis:

  • De meeste refractors gebruiken achromatische lenzen die slechts twee kleuren (rood en blauw) in hetzelfde brandpunt brengen. Als je dan naar heldere objecten kijkt zoal de Maan en planeten dan kan dit leiden tot een lelijke paarsachtige halo.
  • Apochromaten gebruiken exotisch fluoriet glas of glas met een hele lage dispersie. Dit glas brengt drie kleuren (rood, groen en blauw) in hetzelfde brandpunt. Dat houdt in dat er minimaal 10 maal minder restkleur over is vergeleken met een achromaat.
  • Het nadeel? Apochromaten zijn schreeuwend duur!

Meer in detail:

  • Veel astrofotografen zweren bij een apochromaat. Dat komt omdat de tegenwoordige CCD-chips ook gevoelig zijn in het nabije infrarood en het ultraviolet. Alleen een apochromaat kan al deze kleuren gelijktijdig focusseren.
  • Of je nu een achromaat of een apochromaat hebt, chromatische aberratie neemt toe als de objectiefdiameter toeneemt en de brandpuntsverhouding afneemt. Een lens van 15 cm zal bij gelijke brandpuntsverhouding meer last hebben van chromatische aberratie dan een 10 cm lens. En een f/5 lens zal meer valse kleuren vertonen dan een f/10 lens bij dezelfde doorsnede.

Leuk om te weten:
Het apo in apochromaat kom uit het Grieks en betekent “volkomen en volledig gebrek aan”. Een apochromaat is dus een lens met een volkomen gebrek aan kleur in het beeld.

 

Eerste publicatie: 25 februari 2010
Laatste keer bijgewerkt op: 19 maart 2017