Astronomen

Wie was Snellius?

Snellius
Willebrord Snel van Rooijen – Latijnse naam Snellius (1580 – 1626). By [1] [2], Public Domain, Link

Snellius, geboren als Willebrord Snel van Roijen was een Nederlandse wiskundige en astronoom die het best bekend is van zijn ontdekkingen over de breking van het licht: de wet van Snellius. Hij is voornamelijk bekend onder zijn Latijnse naam Snellius.

Snellius werd op 13 juni 1580 geboren in Leiden alwaar hij op 46 jarige leeftijd op 30 oktober 1626 ook stierf. Hij trouwde in 1608 met Maria de Langhe. Ze kregen minstens zeven kinderen waarvan er slechts drie de volwassen leeftijd haalden.

Snellius is voornamelijk bekend als ontdekker van de brekingswetten van het licht maar het is nog niet zo heel erg lang bekend dat die wet eigenlijk als eerste door Ibn Sahl in 984 werd opgesteld en dat Snellius de herontdekker van deze wet is. Snellius was in zijn tijd een wiskundig genie die een revolutie teweeg bracht door een nieuwe methode op te stellen om het getal pi te berekenen. Hij publiceerde heel erg veel en zijn bekendste boeken zijn Eratosthenes Batavus uit 1621 en Tiphys Batavus uit 1624. Op het toppunt van zijn roem reisde hij door heel Europa waarbij hij vooral op het gebied van de astronomie grote bijdragen leverde. Hij werkte o.a. samen met Johannes Kepler en Tycho Brahe.

Jeugd

Snellius werd in 1580 geboren in Leiden als zoon van Rudolf Snel van Roijen. Zijn vader was professor in de wiskunde aan de universiteit van Leiden en hij had er een eigen school naast. Over de exacte geboortedatum van Snellius zijn de historici het overigens niet allemaal eens. Snellius had twee broers die beiden niet de volwassen leeftijd hebben gehaald.

Snellius werd door zijn vader opgeleid. Hij kreeg les in Grieks, Latijn en filosofie. Zijn vader stimuleerde hem om rechten te studeren maar hij had, net zoals zijn vader, meer affiniteit met wiskunde. Hij werd een privéleerling van de Duitse wiskundige Ludolph van Ceulen. Toen hij oud genoeg was om aan de universiteit te gaan studeren studeerde hij daar rechten maar hij gaf er meteen ook les in de wiskunde.

Vroege carrière

Vanaf 1600 reisde hij door verschillende Europese landen waarbij hij voornamelijk met astronomie bezig was. Zo bracht hij een bezoek aan wiskundige Adriaan van Roomen in Augsburg en samen met hem reisde hij naar Praag naar Tycho Brahe. Hij bleef een tijd bij Brahe en hielp hem met zijn waarnemingen totdat Brahe in 1601 stierf. Tijdens dat bezoek maakte hij ook kennis met Johannes Kepler die in die tijd als assistent van Brahe werkte.

In 1603 vertrok Snellius naar Parijs waar hij zijn studie rechten vervolgde maar bleef in contact met verschillende wiskundigen en bleef hij astronomische waarnemingen verrichten. Na zijn bezoek aan Parijs stopte hij met zijn studie rechten en keerde hij terug naar Leiden.

Hij begon zijn carrière door het assisteren van zijn vader door het geven van wiskunde lessen aan de universiteit van Leiden in de tijd dat de gezondheid van zijn vader achteruit ging. Hij had tot 1609 geen officiële aanstelling als professor maar kreeg wel betaald voor de lessen die hij gaf. Toen zijn vader met pensioen ging kreeg Willebrord de hoogleraarstoel van zijn vader. Die functie betekende een geringe werkbelasting voor Snellius waardoor hij veel meer tijd overhield voor het vertalen en bewerken van allerhande publicaties van beroemde wiskundigen.

In 1615 hield Snellius zich bezig met geometrie en de afmetingen van de Aarde en paste hij een nieuwe theorie toe om de straal van de Aarde te berekenen. Hij concludeerde dat door middel van driehoeksmetingen hij de afstand van een punt op aarde kon bepalen vanuit de evenwijdige breedte van een ander punt. Hij kreeg hulp van twee van zijn studenten om alle metingen te kunnen verrichten. Met zijn methode kwam hij op een afstand van 107,37 kilometer voor een breedtegraad. Dat leidde tot een omtrek voor de Aarde van 38.653 kilometer. In werkelijkheid bedraagt de omtrek van de Aarde 40.075 kilometer. Hij zat er dus slechts 3,5% naast. Deze resultaten werden in 1617 gepubliceerd in zijn boek “Eratosthenes Batavus”.

Snellius vertaalde en bewerkte de werken van Apollonius en Pappus en maakte ze door zijn vertalingen toegankelijk voor andere wetenschappers.

Na de dood van zijn vader had hij financiële problemen. Hij had dan wel de leerstoel van zijn vader maar hij kreeg er niet voldoende voor betaald. In 1614 werd zijn salaris verhoogd maar het was nog steeds slechts een derde van wat van andere professoren verdienden. In 1615 kreeg hij een volledige aanstelling als professor in de wiskunde maar pas in 1618 vond hij dat hij daar voldoende voor werd betaald.

Belangrijkste werken

Snellius werd door collega’s vaak op zijn vingers getikt omdat hij publiceerde over bevindingen die hij had ontwikkeld op basis van het werk van andere wiskundigen. Hij besloot om daarom een boek te publiceren over zijn eigen waarnemingen. In 1619 verscheen “Descriptio Cometae” waar in hij schreef over de bewegingen van kometen. Ook publiceerde hij in 1624 de “Tiphys Batavus”, dat was gewijd aan theorieën over navigatie.

Als wiskundige verbeterde hij de methode om de waarde van pi te benaderen door gebruik te maken van polygonen. Hij gebruikte hierbij polygonen met 96 zijden om de waarde van pi tot op 7 cijfers nauwkeurig te berekenen. Dat was een geweldige verbetering ten opzichte van de klassieke methode die slechts tot 2 cijfers nauwkeurig kwam.

In 1621 stelde hij de brekingswet voor licht op. Deze wet werd pas in 1703 gepubliceerd door Christiaan Huygens in de “Dioptrica”.

Persoonlijk leven

In 1608 trouwde Snellius met de burgemeestersdochter Maria de Langhe. Ze kregen minstens zeven kinderen waarvan er drie de volwassen leeftijd haalden. Volgens zijn testament zou het stel 18 kinderen hebben gehad maar dit wordt door de meeste historici in twijfel getrokken.

In 1626 werd hij ziek van een erge buikpijn. Gereputeerde artsen konden er niks aan doen. Door de buikpijn kreeg hij hoge koorts waarbij hij verlamd raakte aan armen en benen. Op de avond van 30 oktober 1626 kreeg hij van zijn artsen een zetpil om hem te verlichten. Omdat hij zich als gevolg van de verlamming niet kon bewegen moest hij geholpen worden door zijn bedienden. Die nacht raakte hij plotseling bewusteloos en stierf hij op 46-jarige leeftijd.

Snellius werd op 4 november 1626 begraven in de Pieterskerk in Leiden. Zijn kist werd door 20 van zijn studenten gedragen.

Eerste publicatie: 30 januari 2017