Messier 100 – NGC 4321
Messier 100 is een spiraalvormig sterrenstelsel op een afstand van ongeveer 55 miljoen lichtjaar van de Aarde in de richting van het sterrenbeeld Coma Berenices – Haar van Berenice. Het sterrenstelsel heeft een schijnbare helderheid van magnitude 10,1 en draagt in de New General Catalogue de aanduiding NGC 4321.
Messier 100 beslaat een oppervlakte van 7,4 * 6,3 boogseconden aan de hemel wat overeenkomt met een lineaire diameter van 107.000 lichtjaar. Het sterrenstelsel ligt in het zuidelijke deel van Coma Berenices en is een van de helderste en grootste leden van de Virgo-cluster.
Het sterrenstelsel heeft een relatief lage oppervlaktehelderheid en is lastig te zien met een kleine verrekijker. Een grote verrekijker toont het als een vage lichtvlek. Met een 20 cm telescoop is de heldere kern van het sterrenstelsel te zien, omgeven door een nevel. Onder goede omstandigheden is met een grotere amateurtelescoop een deel van de stofstructuur van het sterrenstelsel te zien.
Messier 100 bevindt zich 2° ten zuidoosten van de ster 11 Comae Berenices (mag. 4,7), ten noorden van de lijn die de heldere sterren Denebola in Leeuw en Vindemiatrix in Maagd met elkaar verbindt, en iets dichter bij Denebola. De beste tijd van het heet om Messier 100 en andere sterrenstelsels in de Virgocluster waar te nemen is gedurende de lentemaanden.

Messier 100 is een sterrenstelsel met sterke uitbarstingen van stervorming die zich concentreren in een ring in het centrum van het sterrenstelsel. De ring bestaat in feite uit twee strak gewonden spiraalarmen die verbonden zijn met een kleine balk met een straal van 1 kiloparsec. In dit gebied vindt al minstens 500 miljoen jaar stervorming plaats in verschillende uitbarstingen. Het stelsel bevat naar schatting ongeveer 400 miljard sterren.
Messier 100 is bijna recht van boven te zien. Het sterrenstelsel heeft twee prominente, duidelijk gedefinieerde spiraalarmen en verschillende zwakkere armen. De armen zijn bezaaid met talrijke stervormingsgebieden en groepen van jonge, hete, blauwe sterren. De zuidkant van het sterrenstelsel bevat meer jonge sterren, waardoor Messier 100 een enigszins asymmetrisch uiterlijk heeft. Het sterrenstelsel is aanzienlijk groter dan het op conventionele foto’s lijkt. Diepe beelden hebben aangetoond dat een groot deel van de massa van het sterrenstelsel zich in de zwakkere buitenste gebieden bevindt.
Net als de meeste spiraalstelsels in de Virgocluster heeft Messier 100 een tekort aan neutraal waterstof in vergelijking met vergelijkbare geïsoleerde sterrenstelsels. Als gevolg daar van vertoont Messier 100 geen tekenen van stervorming in de rest van de schijf. Het stelsel ondergaat ramdrukstripping terwijl het door de Virgocluster beweegt, waardoor het geen gas meer heeft.
Messier 100 heeft twee satellietstelsels – NGC 4323 en NGC 4328 – die door een brug van lichtsterke materie met Messier 100 zijn verbonden.
Waarnemingen met de Hubble Space Telescope hebben meer dan 20 Cepheïde-variabelen en een nova in Messier 100 aan het licht gebracht. De Cepheïden werden gebruikt om de afstand tot het stelsel te bepalen.
Er zijn ook vijf supernova’s waargenomen in Messier 100: SN 1901B (type I, mag. 15,6) in maart 1901, SN 191A (type onbekend, mag. 15,7) in februari en maart 1914, SN 1959E (type I, mag. 17,5) in augustus en september 1959, ontdekt in 1960 ongeveer 58 boogminuten ten oosten en 21 boogseconden ten zuiden van de kern van het sterrenstelsel, SN 1979C (type II, mag. 11,6) ontdekt op 15 april 1979 en SN 2006X (mag. 15,3) ontdekt op 7 februari 2006.
Messier 100 werd op 15 maart 1781 door Pierre Méchain gevonden, samen met de nabijgelegen sterrenstelsel Messier 98 en Messier 99. Charles Messier bepaalde de positie van het object en voegde het op 13 april 1781 aan zijn catalogus, net voordat hij de derde en laatste editie voltooide, Messier merkte op:
Nevel zonder ster, met hetzelfde licht als de voorgaande [Messier 99], gelegen in het oor van Virgo. Waargenomen door M. Méchain op 15 maart 1781. De drie nevels, nr. 98, 99 en 100, zijn zeer moeilijk te herkennen vanwege hun zwakke licht: men kan ze alleen bij goed weer waarnemen en in de buurt van hun passage van de meridiaan.
William Herschel beschreef Messier 100 als een “nevel met een diameter van ongeveer 10”’, en voegde eraan toe dat “er in het midden ervan een kleine, heldere cluster van vermoedelijk sterren is”.
John Herschel catalogiseerde Messier 100 als h 211 en nam het object later als GC 2890 op in zijn General Catalogue, waarbij hij het beschreef als “zeer opmerkelijk, vrij zwak; zeer groot; rond; zeer geleidelijk, daarna plotseling helderder richting het midden waar zich een gevlekte kern bevindt”.
Messier 100 was een van de eerste spiraalstelsels die als zodanig werden geïdentificeerd. William Parsons, de 3de Lord Rosse, voegde in 1850 het stelsel toe aan zijn lijst van 14 stelsels. Andere Messier-stelsels die door Rosse werden genoemd zijn Messier 58, Messier 63, Messier 74, Messier 77, Messier 88 en Messier 96.
Heber Curtis fotografeerde Messier 100 met de Crossley reflector van de Lick sterrenwacht en merkte op:
Een heldere, regelmatige, bijna ronde spiraal met een diameter van 5’. Zeer vage stellaire kern omgeven door heldere, korte wervelingen, die een centrale ovaal vormen. De buitenste wervelingen zijn vrij open, vrij regelmatig en vertonen veel stellaire condensaties. Er zijn twee novae verschenen in deze spiraal. Messier 100. 15 s.n.
Messier 100 – NGC 4321
Type object | Spiraalstelsel |
Klasse | SAB(s)bc |
Namen en aanduidingen | Messier 100 NGC 4321 PCG 40153 |
Sterrenbeeld | Coma Berenices – Haar van Berenice |
Afstand (miljoen lichtjaar) | 55 |
Aanstal sterren (miljard) | 400 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 10,1 |
Schijnbare grootte (boogminuten) | 7,4 * 6,3 |
Straal (lichtjaar) | 53.500 |
Roodverschuiving (km/s) | 1571 |
Locatie

Eerste publicatie: 28 juli 2025
Bron: Wikipedia, messier-guide & anderen