HerculesSpecials

12. Kerberos

Cerberus, de hellehond

De gevaarlijkste opdracht was de twaalfde en laatste. Eurystheus droeg Hercules op om naar de Onderwereld te gaan en de hellehond Cerberus (Kerberos) te kidnappen. Eurystheus was er eigenlijk van overtuigd dat Hercules deze opdracht niet kon uitvoeren.

De oude Grieken geloofden dat als iemand gestorven was, zijn geest naar de wereld onder de aarde zou gaan en daar voor eeuwig rond zou dolen. Deze Onderwereld was het domein van koning Hades (= Pluto bij de Romeinen) en zijn vrouw Persephone. Afhankelijk van hoe iemand geleefd had zou een geest al dan niet een eeuwigdurende straf opgelegd krijgen. Alle geesten, zowel de goeden en de kwaden, waren voorbestemd voor het koninkrijk van Hades.

Cerberus was een gemeen beest dat de ingang van de Onderwereld bewaakte en er voor zorgde dat de levenden van de doden gescheiden bleven. Volgens Apollodorus was Cerberus een vreemde mengeling van wezens: hij had drie hoofden van wilde honden, zijn staart was van een draak of slang en zijn achterlijf was bedekt met slangenkoppen.

De ouders van Cerberus waren het monster Echinda (half vrouw, half slang) en Typhoon (een vuurspuwende Gigant bedekt met draken en slangen). Zelfs de goden van Olympus waren bang voor Typhoon.

Onder de kinderen van deze twee bevonden zich Orthus, de Hydra van Lernea en de Chimaera. Orthus was een tweehoofdige hond die het vee van Geryon bewaakte. Chimaera was een driekoppig vuurspuwend monster, deels leeuw, deels slang en deels geit. Hercules had de nodige ervaring met de familie: hij doodde Orthus toen hij het vee van Geryon stal en hij wurgde de Nemeaanse leeuw. Vergeleken met zijn familieleden kwam Cerberus er dus nog goed vanaf.

Voordat Hercules aan zijn reis naar de Onderwereld begon nam hij enkele extra voorzorgsmaatregelen. Het was tenslotte een reis waar nog nooit een sterveling van was teruggekomen. Hercules wist dat als hij eenmaal in het koninkrijk van Hades was hij er nooit meer uitmocht om zich onder de levenden te voegen. Onze held ging naar Eleusis en bezocht Eumolphus, een priester die bekend is om de Eleusiaanse Mysteries. De mysterieus waren geheime heilige riten opgedragen aan de mythe van Demeter en haar dochter Persephone. De oude Grieken geloofden dat wie de mysteries zou begrijpen gelukkig zou worden in de Onderwereld. Eumolpheus leidde Hercules in de mysteries in.

Hercules ging naar de plaats Taenarum in Laconië. Hercules kroop daar door een diepe rotsspleet de Onderwereld binnen. Hij ontmoette monsters, helden en geesten op zijn lange reis door de Onderwereld. Hij raakte zelfs verzeild in een worstelwedstrijd. Uiteindelijk vond hij Hades en hij vroeg de god naar Cerberus. De heerser van de Onderwereld gaf toestemming Cerberus mee te nemen als Hercules het beest in een worstelwedstrijd zou verslaan.

De ongewapende Hercules ging op zoek naar Cerberus. Hij vond Cerberus bij de havens van Acheron, één van de vijf rivieren van de Onderwereld. Meteen wierp de held zich op het beest, hij greep alle drie de koppen van het beest beet om het zo de adem te ontnemen. Hij werd nog gebeten door de draak aan de staart van het beest maar dat mocht hem niet deren. Hij overmeesterde het beest en bracht het naar Eurystheus. Cerberus was één van de weinige monsters die het pad van Hercules kruisten die het konden navertellen. Cerberus werd veilig teruggebracht naar de Onderwereld waar hij verder ging met zijn taak: het bewaken van de ingang.