04. De Beer van Erymanthië
Voor de vierde opdracht droeg Eurystheus Hercules op hem het Erymanthiaanse everzwijn te brengen. Dit geweldige grote wilde varken had een uitermate slecht humeur en grote slagtanden die uit zijn bek groeiden.
Dit Erymanthiaanse zwijn leefde op de berg Erymanthus. Iedere dag kwam het zwijn vanuit zijn nest de berg af om mensen en dieren uit de hele regio aan te vallen en alles wat op zijn pad kwam te vernietigen.
Op zijn weg naar het zwijn ging Hercules bij zijn vriend Pholus langs. Deze Pholus was een centaur die leefde in een grot in de buurt van de berg. Centauren zijn wezens half mens half paard. Hercules had honger en dorst en daarom kookte de vriendelijke Pholus voor hem een maal.
Toen Hercules om wijn vroeg zei Pholus dat hij bang was om de wijnkruik open te maken. De wijn was gezamenlijk eigendom van alle centauren. Hercules zag er het probleem niet van in en opende de wijnkruik zelf.
Even later roken de andere centauren de wijn en ze kwamen met z’n allen op de grot van Pholus af stormen. Boos dat iemand van hun wijn dronk. De eerste twee die de grot binnen kwamen stormen waren gewapend met rotsblokken en dennenbomen.
Hercules gooide eerst wat brandend hout naar de centauren en zat hun daarna met zijn stok achterna.
De overige centauren zat hij wel vijftig kilometer lang achterna. Hij doodde verschillende centauren met zijn pijl en boog. Eén van de centauren, Chiron genaamd, werd dusdanig gewond dat geen enkel medicijn de wond kon genezen. Maar over Chiron later meer.
Toen Hercules weg was trok Pholus een pijl uit het lichaam van een dode centaur en hij vroeg zich af hoe een dergelijke kleine pijl zo’n machtig wezen als een centaur kon doden. Plotseling viel de pijl uit zijn handen in een voet: hij viel ter plekke dood neer. Toen Hercules terugkwam trof hij zijn vriend dood aan.
Het was niet moeilijk om het everzwijn te vinden. Het beest was al van verre te horen. Hercules joeg de beer onder luid geschreeuw verschillende malen rond de berg. Het zwijn, bang en moe verstopte zich in het struikgewas. Met een speer joeg Hercules het uitgeputte everzwijn uit de bosjes in een dikke berg sneeuw.
Daarna ving hij het zwijn in een net en droeg het zo naar Mycenae. Eurystheus was erg verwonderd over de macht van Hercules en werd zo bang dat hij zich in zijn koperen kruik verstopte.