Waarnemen – je ogen
Perifeer waarnemen
Met perifeer waarnemen wordt bedoeld dat je net een beetje naast het object kijkt in plaats van er naar toe. Op deze manier gebruik je het gevoeligste deel van je oog om de zwakkere objecten waar te nemen. Als je dit nog nooit eerder hebt gedaan dan zal je verbaast zijn over het verschil. Het werkt zowel bij waarnemen met het blote oog als waarnemen door de telescoop.
Hoe werkt het:
Het netvlies van je oog bestaat uit twee verschillende cellen: staafjes en kegeltjes.
De kegeltjes detecteren kleuren als er voldoende licht is. Ze komen dicht opeen gepakt voor in de fovea dicht bij het centrum van je netvlies. Kegeltjes helpen je om kleuren en fijne details te zien. Je gebruikt de kegeltjes vooral als je dingen goed wil zien: als je een boek leest, als je films kijkt of als je naar iemands gezicht kijkt.
De staafjes bevinden zich verder weg van het centrum van je netvlies. Je ziet er minder details mee en al helemaal geen kleuren maar ze zijn veel gevoeliger voor licht.
Ons oog is zo geconstrueerd dat je de zwakste objecten kan zien als je 8 – 16 graden wegkijkt van het centrum. De exacte hoek verschilt van persoon tot persoon.
Het werkt alleen maar als het object in het verlengde staat van je neus. Kijk een beetje naar rechts met je rechteroog en een beetje naar links met je linkeroog. Doe je het omgekeerde dan valt al het licht in de blinde vlek van je oog en zie je helemaal niks.
Meer in detail:
Als je beide ogen gebruikt, bijvoorbeeld als je door een verrekijker kijkt, werkt het alleen als je met één oog een beetje opzij kijkt ten opzichte van het andere. De oplossing: kijk met beide ogen een beetje omhoog, zo gebruik je aan ander deel van je oog dat ook veel staafjes bevat.
Met voldoende oefening kan je met perifeer waarnemen objecten zie die 20 – 40 maal zwakker zijn dan bij een rechtstreekse waarneming. Dat is een flinke winst.
Staafjes zijn het meest gevoelig voor licht met een golflengte in het groen-blauwe gebied echter je oogzenuwen en je hersenen kunnen geen kleuren waarnemen als er alleen maar staafjes worden gebruikt. Vandaar dat het zwakke objecten grijs-wit van kleur zijn.
Goed om te weten:
De knipperende nevel, NGC 6826 is een object dat goed de mogelijkheden van perifeer waarnemen kan demonstreren. Staar rechtstreeks naar deze blauw-groene planetaire nevel en je ziet alleen de zwakke centrale ster. Kijk een beetje naast de ster en ineens zie je de nevel ook verschijnen. Als je wisselt tussen perifeer en rechtstreeks waarnemen zie je de nevel aan- en uit gaan.
Aanpassen aan de donkerte
Om zwakke objecten als melkwegstelsels en nevels goed te kunnen waarnemen is het belangrijk dat je ogen zich goed hebben aangepast aan de donkerte.
Hoe werkt het:
Het menselijk oog werkt in twee modi: fotopisch voor het kijken onder goed verlichte omstandigheden en scotopisch om zwakke objecten in het donker te kunnen zien.
Zoals al eerder aangegeven bestaat het netvlies uit twee soorten cellen: de staafjes en de kegeltjes. In de fotopische mode detecteren de kegeltjes helder licht en kleuren. In de scotopische mode worden de staafjes gebruikt om zwak licht op te vangen. Beide typen cellen bevatten chemische lagen die van samenstelling veranderen als ze worden blootgesteld aan licht.
In de fotopische mode is de chemische samenstelling van de staafjes dusdanig dat ze helemaal geen licht opvangen, ze zijn als het ware op een chemische manier helemaal uitgeschakeld. Zet het licht uit en de chemische samenstelling verandert weer zodat ze gevoelig worden voor licht. Echter dit duurt een hele lange tijd, ongeveer 20 – 60 minuten. Daarom kunnen amateur-astronomen zo boos worden als er eventjes met een lampje in hun ogen wordt geschenen: het hele proces begint dan weer van voren af aan en ze moeten weer een hele tijd wachten voor ze ten volle van de nachtelijke hemel kunnen genieten.
Omgekeerd, aanpassen van donker naar licht, gaat vele malen sneller. Dit duurt slechts een paar seconden.
Meer in detail:
Ieder oog past zich onafhankelijk van het andere aan het licht aan dus je kan één oog aangepast houden aan de donkerte terwijl je het andere gebruikt om sterrenkaarten te bekijken en je telescoop te bedienen. Je kan dit bijvoorbeeld doen door een ooglapje te gebruiken.
Ongewenst licht van bijvoorbeeld straatlantaarns kan je uit je buurt houden door bijvoorbeeld van onder uit een handdoek waar te nemen.
Astronomen gebruiken vaak zaklampen met een felle rode led als je naar sterrenkaarten kijken en hun telescoop bedienen. Dit doen ze omdat rood licht met een golflengte > 620 nm de chemische samenstelling van de staafjes niet kan veranderen en dus de ogen aangepast blijven aan de donkerte maar de kegeltjes wel gebruikt kunnen worden.
Belangrijk om te weten:
Ons lichaam kan de chemische samenstelling voor de kegeltjes en de staafjes niet zelf maken. Er is van buiten het lichaam beta-caroteen nodig om deze chemische stoffen te kunnen maken. Wortels zijn een belangrijke leverancier voor dit beta-caroteen vandaar de wel vaker gemaakte grap: Heb je ooit een konijn met een bril op gezien? Nee? Dat komt omdat ze zoveel wortels eten!
Eerste publicatie: 24 februari 2010
Laatste keer bijgewerkt op: 19 maart 2017