Messier 13
Messier 13 is een bolhoop op een afstand van ongeveer 22.200 lichtjaar van de Aarde in de richting van het sterrenbeeld Hercules. De bolhoop heeft een schijnbare helderheid van magnitude 5,8 en heeft in de New General Catalogue de aanduiding NGC 6205.

De bolhoop heeft een geschatte leeftijd van 11,65 miljard jaar en bevat ongeveer 300.000 sterren. De massa van de bolhoop wordt geschat op ongeveer 500.000 zonsmassa.
Messier 13 heeft een schijnbare grootte van 20 boogminuten en dat komt overeen met een diameter van 145 lichtjaar. De bolhoop is onder goede omstandigheden, een heldere hemel en geen lichtvervuiling, zichtbaar met het blote oog.
De helderste ster in Messier 13 is V11, een rode reus die ook als Cepheïde-variabele is geclassificeerd. De ster heeft een visuele helderheid van magnitude 11,95 en bevindt zich op een afstand van ongeveer 25.100 lichtjaar van de Aarde.

Messier 13 bevat een ongewoon jonge ster van spectraalklasse B2, Barnard 29. De ster behoort eigenlijk niet tot de bolhoop maar werd vermoedelijk door M13 opgepikt tijdens zijn baan om de Melkweg. Andere sterren in de bolhoop zijn erg oud en bevatten slechts ongeveer 5% van het ijzergehalte van de Zon. Dit komt omdat ze werden gevormd voordat de sterren in ons sterrenstelsel metalen creëerden. Messier 13 bevat ook ongeveer 15 “blue stragglers”, oude sterren die er jonger en blauwer uitzien dan hun buren.
Messier 13 is een bolhoop van klasse V, met ene gemiddelde concentratie sterren richting het centrum. De bolhoop heeft een dicht opeengepakt centraal gebied, met maximaal honderd sterren die een kubus van slechts 3 lichtjaar aan één zijde bevolken. Ter illustratie: Alpha Centauri, het meest nabije stersysteem tot de Aarde, is iets meer dan 4 lichtjaar verwijderd. Met andere woorden, sterren in het kerngebied van de bolhoop zijn ongeveer 500 keer meer geconcentreerd dan die in onze directe stellaire omgeving.
Edmond Halley ontdekte de bolhoop in 1714 en schreef: “De bolhoop bevindt zich op bijna een rechte lijn met Zeta en Eta van Bayer, iets dichter bij Zeta dan bij Eta: en door zijn situatie tussen de sterren te vergelijken, is zijn plaats voldoende dichtbij in (Scorpio) 26 graden ½ met 57 graden 00. Noord. Lat. Dit is maar een klein plekje, maar het toont zichzelf aan het blote oog, wanneer de hemel kalm is en de Maan afwezig is.”
Charles Messier nam de bolhoop op 1 juni 1764 op in zijn catalogus. Hij schreef: “In de nacht van 1 op 2 juni 1764 heb ik een nevel gevonden in de gordel van Hercules, waarvan ik zeker weet dat deze geen enkele ster bevat; na het te hebben onderzocht met een Newtoniaanse telescoop van vier voet en een halve, die 60 keer vergroot is, is deze rond, mooi en schitterend, het centrum helderder dan de randen: Men neemt het waar met een gewone refractor van één voet, het kan een diameter hebben van drie boogminuten: Het wordt vergezeld door twee sterren, de ene en de andere van de negende magnitude, gelegen, de ene boven en de andere onder de nevel, en op een kleine afstand. Ik heb zijn positie bepaald bij zijn passage van de meridiaan en vergeleken met d ester Epsilon Herculis; de rechte klimming is geconcludeerd op 248d 48’48”, en de declinatie 36d 54’44” noord.
In de Philosophical Transactions, nr. 348, pagina 390, wordt gemeld dat de heer Halley die nevel in 1714 door middel van hasard ontdekte: hij ligt, zegt hij, bijna op een rechte lijn met Zeta & Eta volgens Bayer, een beetje dichter bij de ster Zeta dan bij Eta, en bij vergelijking van de ligging tussen de sterren, is de plaats vrij dicht bij Scorpius 26d 1/2 met 57 graden noordelijke (eclipticale) breedtegraad, het is niets meer dan een klein stukje. maar men kan het goed zien zonder telescoop als het weer mooi is en als er geen maanlicht is.”
De Duitse astronoom Johann Elert Bode nam in 1774 de bolhoop waar en beschreef hem als “een vrij levendige nevel”: Op 9 september (17740 vond ik met de 7-voet telescoop een zeer onderscheidbare nevelige ster in Hercules tussen Eta en Zeta, die verschijnt als een vrij levendige en ronde nevelige vlek, die een heldere kern in het midden heeft. Eigenlijk bevindt hij zich tussen twee kleine sterren en is hij van de noordelijke gescheiden door 17,25; en van de zuidelijke door 16,75’, zoals de derde afbeelding laat zien. Vanaf de ster Zeta vind ik met de heliometer een scheiding van 4deg 57’. Het was mij toen slechts gedeeltelijk bekend dat Halley een nevelige ster in Hercules had waargenomen, en later las ik in de Philosophical Transactions van het jaar 1716 dat hij deze in het jaar 1714 had waargenomen tussen Eta en Zeta op ongeveer 236 graden (eclipticale lengtegraad) en 57 noordelijke (eclipticale) breedtegraad; daarom moet worden aangenomen dat dit dezelfde moet zijn. Ondertussen schrijft Halley dat de nevel iets dichter bij de ster Zeta ligt en bij Eta. Omdat ik nu zie dat deze (veel) dichter bij de ster Eta ligt dan bij Zeta, ken ik geen andere reden die verantwoordelijk is voor dit opmerkelijke verschil dan een typefout van Halley, of zijn onnauwkeurige schatting van de positie gegeven door lengtegraad en breedtegraad.
Op 22 augustus 1779 nam William Herschel de bolhoop waar en loste deze op in sterren. Op 16 mei 1787 observeerde hij deze in zijn 20-voet telescoop en schreef: “De 13e van de Connoiss. (Messier 13) is een prachtige cluster van sterren. He tis buitengewoon gecomprimeerd in het midden en zeer rijk. Het meest gecomprimeerde deel ervan is rond en heeft een diameter van ongeveer 2 of 2 ½’, de verspreide sterren die erbij horen, strekken zich uit tot 8 of 9’ in diameter, maar zijn onregelmatig.
De bolhoop was het doelwit van het Arecibo-bericht, een bericht dat i 1974 werd verzonden vanaf de Arecibo sterrenwacht in Puerto Rico, met informatie over het menselijk ras, de locatie van de Aarde en andere gegevens. Het bericht werd verzonden vanaf een radiotelescoop in de richting van Messier 13 als een manier om mogelijk contact te leggen met buitenaardse beschavingen. Het bericht zal echter nooit zijn doel bereiken. Het zal over ongeveer 25.000 jaar aankomen op de vorige positie van Messier 13, maar de bolhoop zal er op dat moment niet meer zijn.
Messier 13 is gemakkelijk te zien in een kleine telescoop. De bolhoop bevindt zich in de buurt van NGC 6207, een 12de magnitude sterrenstelsel dat we vanaf de zijkant zien. Het sterrenstelsel is te vinden op 28 boogminuten ten noordoosten van Messier 13. Een ander sterrenstelsel, IC 4617, ligt tussen de twee, ten noordnoordoosten van het centrum van Messier 13.
Messier 13 ligt in de Hoeksteen, een bekend asterisme dat de romp van de hemelse Heracles markeert, ongeveer een derde van de weg van de heldere ster Wega in het sterrenbeeld Lyra – Lier naar Arcturus in Boötes – Ossenhoeder.
Beide sterren zijn op noordelijke breedtegraden in de lente- en zomerhemel goed zichtbaar.
De vier sterren die de Hoeksteen (ook wel Sluitsteen) vormen zijn Eta, Pi, Epsilon en Zeta Herculis. Messier 13 ligt tussen de sterren Eta en Zeta Herculis, ongeveer 2,5° ten zuiden van Eta.
Voor het blote oog is de bolhoop als een wazige ster te zien. Een verrekijker zal een komeetachtig vlekje met een helder centrum tonen, terwijl telescopen van 10 tot 15 centimeter de sterren in de bolhoop zullen beginnen te onderscheiden. Instrumenten met grotere openingen zullen sterren in de hele bolhoop onderscheiden.
Messier 13 is van mei tot september het beste te zien. De bolhoop staat vooral in de zomermaanden hoog aan de hemel.
Messier 13 – data
Type object | Bolhoop, bolvormige sterrenhoop |
Klasse | V |
Namen en aanduidingen | Messier 13 NGC 6205 |
Sterrenbeeld | Hercules |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 22.200 – 6800 |
Leeftijd (miljard jaar) | 11,65 |
Aantal sterren | 300.000 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 5,8 |
Schijnbare grootte (boogminuten_ | 20 |
Straal (lichtjaar) | 84 |
Locatie

Eerste publicatie: 9 mei 2018
Laatste wijziging: 5 januari 2025