Messier 108 – NGC 3556
by adminSeptember 26, 2015
Messier 108 is een balkspiraalstelsel in het sterrenbeeld Ursa Major – Grote Beer. Het sterrenstelsel is ongeveer 45,9 miljoen lichtjaar van de Aarde verwijderd en heeft een schijnbare helderheid van magnitude 10,7. In de New General Catalogue heeft het stelsel de aanduiding NGC 3556.
Messier 108 heeft een schijnbare grootte van 8,7 * 2,2 boorminuten en dat komt overeen met een ruimtelijke diameter van 110.000 lichtjaar. Het sterrenstelsel staat 75° gekanteld ten opzichte van onze gezichtslijn. Het is een populair doelwit voor amateurastronomen en astrofotografen want zelfs in kleinere telescopen zijn er al structuren zichtbaar. In een 75 mm telescoop is alleen een langgerekte streep licht met een helderdere kern zichtbaar maar een 20 cm telescoop toont hints van stofgebieden en heldere en zwakkere vlekken.
Het sterrenstelsel bevindt zich 1,5° ten zuidoosten van de heldere ster Merak – Bèta Ursae Major van magnitude 2,37. Dit is een van de Aanwijssterren van de Grote Beer. Messier 108 bevindt zich in hetzelfde brede gezichtsveld als Messier 97 – de Uilnevel, die slechts 48 boogminuten ten zuidoosten van het sterrenstelsel staat. Messier 108 is het beste te bekijken in de lentemaanden maar is circumpolair vanuit Nederland.

Messier 108 heeft de morfologische classificatie SBbc, wat betekent dat het een balkspiraalstelsel is met enigszins losjes gewikkelde spiraalarmen. Het sterrenstelsel heeft geen uitgesproken kern of uitstulping, maar lijkt erg gevlekt en stoffig, met weinig H II-gebieden en clusters van jonge sterren. De stofstructuren zijn prominent in de schijf van het melkwegstelsel en erg dik voor de uitstulping. De centrale regio van M108 is helder en onregelmatig, met een grote centrale balk.
De geschatte massa van M108 is ongeveer 125 miljard zonsmassa’s. Het sterrenstelsel bevat ongeveer 400 miljard sterren en naar schatting 290 bolvormige sterrenhopen. M108 verwijdert zich van ons met een snelheid van 699 km/s.
Messier 108 bevat ook H1-superschillen, schillen van uitdijend gas die worden aangedreven door uitbarstingen van stervorming en de supernova-explosies die daar het gevolg van zijn, of door de instroom van gas van buiten het melkwegstelsel, of mogelijk door radiojets. De H1-superschillen in M108 strekken zich uit over meerdere kiloparsec.
Messier 108 bevat 83 röntgenbronnen, ontdekt door het Chandra X-ray Observatory. Een van deze bronnen werd in de kern gevonden en het spectrum wijst op een actieve galactische kern (AGN). Waarnemingen met de Spitzer Space Telescope hebben dit echter niet bevestigd. De helderste röntgenbron in M108 is vermoedelijk een zwart gat van gemiddelde massa dat materie aan het verzamelen is. Binnen 10 kiloparsec van het optische sterrenstelsel is diffuse zachte röntgenstraling ontdekt.
Het superzware zwarte gat in de kern van het sterrenstelsel heeft een geschatte massa van 24 miljoen zonsmassa’s, of zes tot acht keer de massa van het superzware zwarte gat in het centrum van de Melkweg.
Messier 108 is een van de helderste en grootste leden van de Ursa Major Cluster, een cluster van sterrenstelsels in de Virgo Supercluster. M108 is een geïsoleerd lid van de groep.
Op 23 januari 1969 werd in M108 bij magnitude 13,9 een supernova waargenomen die SN 1969B werd genoemd. Hij werd geclassificeerd als een type II supernova.
Messier 108 werd ontdekt door de Franse astronoom Pierre Méchain op 19 februari 1781, slechts drie dagen nadat hij de Uilnevel (M97) had gevonden. Charles Messier observeerde zowel M108 als M109 op 24 maart 1781, toen hij de positie van M97 bepaalde. Messier heeft de posities van M108 en M109 toen echter niet gemeten en ze alleen toegevoegd aan zijn handgeschreven lijst van objecten. Hij bepaalde de positie van beide objecten pas veel later en nam ze op in zijn persoonlijke exemplaar van de catalogus. Hij schreef:
Nevel in de buurt van de voorgaande… het is even zwak: het is 48 of 49 boogminuten verder noorden en 30 min… volgens in RA: gevonden voor M. Méchain 2 of 3 dagen na de voorgaande [Messier 97].
Méchain noemde zowel M108 als M109 in een brief aan Johann Bernoulli van 6 mei 1783. Hij schreef:
Een nevel bij Bèta in de Grote Beer. Messier noemt, bij het aangeven van de positie, twee andere, die ik ook heb ontdekt en waarvan er een dicht bij deze ligt [Messier 108], de andere ligt dicht bij Gamma in de Grote Beer [Messier 109], maar ik kon hun posities nog niet bepalen.
William Herschel ontdekte M108 onafhankelijk op 17 april 1789 en voegde het toe aan zijn catalogus als H V.46. Hij noteerde:
Zeer helder. Veel uitgestrekt [langgerekt]. Oplosbaar [gevlekt, niet opgelost]. 10′ lang, 2′ breed. Er is een vrij heldere ster in het midden.
Heber Curtis fotografeerde M108 met de Crossley reflector op het Lick Observatorium en noteerde:
Een onregelmatige, vlekkerige spiraal van 8’x1.5′ in p.a. 84deg; vrij helder. Heeft een zwakke kern en toont een aantal condensaties, waarvan er drie bijna stellair zijn; een ster van magn. 11 in de buurt van de kern. Zie Abs. Eff. 4 s.n.
M108 werd uiteindelijk in 1953 opgenomen in de Messier-catalogus door de Amerikaanse astronoom Owen Gingerich. Gingerich identificeerde M108 als NGC 3556 en schreef:
Hoewel Flammarion Messier’s notatie van de positie van de nevel bij Gamma Ursae Majoris vond […] deed hij geen poging deze te nummeren, en omdat Méchain geen precieze posities gaf, liet Dr. Hogg identificaties van deze en de andere nevel bij Bèta Ursae Majoris weg. Uit mijn studie van dit gebied blijkt dat de nevel bij Bèta ondubbelzinnig NGC 3556 is, terwijl een onderzoek van de kritische grensmagnitude van de catalogus aangeeft dat de nevel bij Gamma NGC 3992 moet zijn, een feit dat wordt bevestigd door de positie die Messier aan zijn persoonlijke exemplaar heeft toegevoegd. Als de objecten van M104 tot M107 worden meegeteld, lijkt het me dus logisch om NGC 3556 en NGC 3992 respectievelijk als M108 en M109 te nummeren, vooral omdat ze in de oorspronkelijke catalogus worden genoemd.
Messier 108 – NGC 3556
Type object | Balkspiraalstelsel |
Classificatie | SB(s)cd |
Namen en aanduidingen | Messier108 NGC 3556 PGC 34030 |
Sterrenbeeld | Ursa Major – Grote Beer |
Afstand (miljoen lichtjaar – megaparsec) | 45,9 – 14,1 |
Aantal sterren (miljard) | 400 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 10,7 |
Schijnbare grootte (boogminuten) | 8,7 * 2,2 |
Straal (lichtjaar) | 55.000 |
Roodverschuiving (km/s) | 699 |
Locatie

Eerste publicatie: 2 juli 2025
Bron: Wikipedia, messier-guide & anderen