Messier 37 – NGC 2099
Messier 37 is een open sterrenhoop op een afstand van ongeveer 4511 lichtjaar van de Aarde in de richting van het sterrenbeeld Auriga – Voerman. De sterrenhoop heeft een schijnbare helderheid van magnitude 6,2 en het is de rijkste en grootste van de drie open sterrenhopen die door Messier in dit sterrenbeeld werden gecatalogiseerd.
Messier 37 kan worden gevonden uitgaande van de zeshoek van Auriga. Dit sterrenbeeld bevindt zich ten noordoosten van Taurus – Stier en ten noordwesten van Gemini – Tweelingen.
De noordelijke punt van de zeshoek wordt gemarkeerd door Capella, de 6de helderste ster aan de sterrenhemel. Ten oosten van Capella bevindt zich Bèta Aurigae – Menkalinan en ten zuiden van Menkalinan zien we Theta Aurigae – Mahasim. Messier 37 bevindt zich ten oosten van het midden van de lijn van Mahasim naar Elnath in Taurus – Stier. Messier 37 is de meest oostelijke van de drie Messier-sterrenhopen en het is de enige buiten de zeshoek van Auriga.
In een 10*50 verrekijker is Messier zichtbaar als een wazig vlekje maar in een 20*80 verrekijker al als een compacte sterrenhoop waarvan de helderste sterren kunnen worden opgelost. Kleine telescopen tonen een tiental sterren terwijl telescopen van 20 cm en groter enkele honderden sterren laten zien. De beste tijd van het jaar om Messier 37 waar te nemen is tijdens de maanden december, januari en februari als de Voerman ’s avonds hoger boven de horizon klimt.
Messier 37 bevindt zich vanaf de Aarde gezien in de tegenovergestelde richting van het centrum van ons sterrenstelsel. De sterrenhoop is tussen de 347 en de 550 miljoen jaar oud en bevat minstens 12 geëvolueerde rode reuzen. De heetste hoofdreeksster in de sterrenhoop heeft de classificatie B9 V.
Messier 37 is geclassificeerd als Trumpler type I, 1, r of 1,2r end at betekent dat het een losse sterrenhoop is met een sterke centrale concentratie (I) en dat zijn sterren of bijna allemaal dezelfde helderheid (1) hebben of een gemiddeld bereik in helderheid (2) hebben en dat de sterrenhoop rijk bevolkt is (r) met meer dan 100 leden.
De sterrenhoop bevat meer dan 500 bevestigde sterren, waarvan meer dan 150 sterren helderder zijn dan magnitude 12,5. De sterrenhoop heeft een massa van 1500 zonsmassa. De sterrenhoop draait me teen periode van 219,3 miljoen jaar door de Melkweg en bij de dichtste nadering komt hij tot op 19.600 lichtjaar van het centrum van de Melkweg en op het verste punt van zijn baan op een afstand van 30.700 lichtjaar.
Messier 37 beslaat een oppervlakte van 24 boogminuten en dat komt overeen met een werkelijke afstand van 20 tot 25 miljoen lichtjaar. De getijdenstraal van Messier 37, het gebied waarbinnen de sterren door zwaartekracht aan de sterrenhoop zijn gebonden, is meer dan twee keer zo groot: 46 tot 59 lichtjaar.
Messier 37 is vóór 1654 door de Italiaanse astronoom Giovanni Battista Hodierna gevonden. Ondanks dat de sterrenhoop groter en helderder is dan de andere twee miste Guillaume Le Gentil de sterrenhoop toen hij in 1749 wel de naburige Messier 36 en Messier 38 vond.
Charles Messier zag op 2 september 1764 de sterrenhoop en nam hem op in zijn lijst van deepsky-objecten. Hij noteerde:
In dezelfde nacht [2 op 3 september 1764] heb ik een tweede sterrenhoop waargenomen die niet ver van de vorige stond, nabij de rechterpoot van Auriga en op de parallel van de ster Chi van dat sterrenbeeld. De sterren daar zijn kleiner dan die van de vorige sterrenhoop: ze staan ook dichter bij elkaar en vertonen een nevelachtige structuur. Met ene gewone [niet-achromatische] refractor van 95 centimeter is het moeilijk om deze sterren te zien; maar met een efficiënter instrument kun je ze onderscheiden. Ik heb de positie van deze sterrenhoop bepaald, die een afstand van 8 tot 9 boogminuten kan hebben: de rechte klimming was 84d 15’ 12” en de declinatie 32d 11’ 51” noorderbreedte.
De Duitse astronoom Johann Elert Bode nam de sterrenhoop in november 1774 waar en gaf de volgende beschrijving:
Op 2 november ontdekte ik in Auriga, ten westen en onder de ster Theta, een nieuwe nevelster. Deze verscheen, waargenomen door de 2,13 meter telescoop, als een levendige nevelvlek waarin geen sterren herkenbaar waren, onregelmatig van vorm en enigszins uitgerekt in noord-zuidrichting. De afstand tot de ster Theta is 4°58’ n tot Nu 4° 53’. De heer Le Gentil heeft twee nieuwe nevelsterren in Auriga gevonden (M36 en M38), die ten oosten van de vorige als kleine sterrenhopen verschijnen door telescopen. Rond de nieuwe nevel verschenen veel kleine sterren in de 2,13 meter telescoop, en deze bevindt zich voornamelijk op een positie met de drie helderste, zoals weergegeven in de 7de afbeelding, waar ook de gemeten afstanden zijn weergegeven.
John Herschel catalogiseerde de sterrenhoop in 1827 als h 369 en beschreef hem als een “zeer fijne, grote sterrenhoop, die allemaal opgelost zijn in sterren van magnitude 10 tot 13. Hij vult 1,5 beeldveld, maar de verspreide sterren strekken zich verder uit. Er kunnen wel 500 sterren zijn.” Herschel voegde de sterrenhoop later aan de General Catalogue toe als GC 1295.

Messier 37 – NGC 2099
Type object | Open sterrenhoop |
Sterrenbeeld | Auriga – Voerman |
Namen en aanduidingen | Messier 37 NGC 2099 Collinder 75 |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 4511 – 1383 |
Leeftijd (miljoen jaar) | 347 – 550 |
Aantal sterren | >500 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 6,2 |
Schijnbare grootte (boogminuten) | 24 |
Straal (lichtjaar) | 20 -25 |
Getijdenstraal (lichtjaar) | 46 – 59 |
Locatie

Eerste publicatie: 6 juli 2025
Bron: Wikipedia, messier-objects & vele anderen