Messier 80 – NGC 6093
Messier 80 is een bolhoop op een afstand van 32.600 lichtjaar van de Aarde in de richting van het sterrenbeeld Scorpius – Schorpioen. De bolhoop heeft een schijnbare helderheid van magnitude 7,87 en wordt in de New General Catalogue aangeduid als NGC 6093.
Messier 80 heeft een schijnbare diameter van 10 boogminuten, wat overeenkomt met een ruimtelijke diameter van 96 lichtjaar. De bolhoop is zichtbaar in kleine en middelgrote telescopen als een wazige lichtvlek. 20 cm telescopen laten de heldere kern en de uitgebreide halo van de bolhoop zien, en voor het onderscheiden van individuele sterren zijn grotere telescopen nodig. 30 cm telescopen laten de helderste leden zien.
Messier 80 is vrij gemakkelijk te vinden want de bolhoop staat ongeveer halverwege de heldere sterren Alpha Scorpii – Antares en Bèta Scorpii – Acrab.
De bolhoop bevindt zich 4° ten noordwesten van Antares, in hetzelfde gebied van de sterrenhemel als Messier 4, een andere bolhoop in de Schorpioen. De beste tijd van het jaar om Messier 80 waar te nemen is tijdens de zomermaanden.
Met een dichtheidsclassificatie van II is Messier 80 een van de dichtstbevolkte bolhopen in ons sterrenstelsel. De leeftijd wordt geschat op 12,54 miljard jaar.

Messier 80 bevat minstens 200.000 sterren, waaronder een aanzienlijk aantal Blauwe Achterblijvers. Dit zijn oude sterren die er jonger, blauwer en zwaarder uitzien dan andere leden van de bolhoop als gevolg van botsingen en nauwe interacties met naburige sterren waardoor ze hun koelere buitenste lagen hebben verloren. In 1999 bleek uit waarnemingen met de Hubble Space Telescoop dat Messier 80 in zijn centrale gebied ongeveer twee keer zoveel blauwe achterblijvers bevatte als elke andere bolhoop die eerder met de Hubble was onderzocht.
Op 21 mei 1860 werd in Messier 80 door de Duitse astronoom Arthur von Auwers een nova gevonden. Het was de eerste nova die ooit in een bolhoop werd gezien. De nova, die de variabele sterbenaming T Scorpii kreeg, bereikte een visuele helderheid van magnitude 7,0 en een absolute helderheid van magnitude -8,5, wat betekent dat de nova een lichtkracht had van meer van 200.000 keer die van de Zon. Op zijn hoogtepunt overstraalde de nova de hele bolhoop en veranderde hij gedurende enkele dagen van uiterlijk. Op 16 juni vervaagde de nova tot magnitude 10,5.
Men neemt aan dat nova’s ontstaan aan het oppervlak van witte dwergen in een nauw dubbelstersysteem. De witte dwergen trekken materiaal aan van hun metgezellen en de accumulatie van waterstof op hun oppervlak veroorzaakt een fusiereactie.
Waarnemingen met de Hubble Space Telescope hebben slechts twee nova-achtige interactieve dubbelsterren in Messier 80 aan het licht gebracht, aanzienlijk minder dan verwacht, gezien de botsingsfrequentie in de kern van de bolhoop.
Messier 80 bevat ook een aanzienlijk aantal radiopulsars, roterende neutronensterren die jets van elektromagnetische straling uitzenden die alleen kunnen worden gedetecteerd wanneer de jets in onze richting wijzen.
De bolhoop werd op 4 januari 1781 door Charles Messier gevonden. Hij nam het object op in zijn catalogus en schreef het volgende:
Nevel zonder ster, in Scorpius, tussen de sterren g. [nu Rho Ophiuchi] en Delta, vergeleken met g om de positie te bepalen; deze nevel is rond, het centrum schitterend, en lijkt op de kern van een kleine komeet, omgeven door neveligheid. M. Méchain zag het op 27 januari 1781.

William Herschel slaagde erin om Messier 80 vóór 1780 in afzonderlijke sterren op te splitsen. Nadat hij de bolhoop in zijn 20-voet telescoop had gezien beschreef hij messier 80 als een “bolvormige sterrenhoop van uiterst kleine en zeer dicht opeengepakte sterren met een diameter van ongeveer 3 of 4 minuten; in het midden geleidelijk veel helderder; naar de omtrek toe zijn de sterren duidelijk te zien en zijn ze zo klein als maar denkbaar is.
John Herschel catalogiseerde de bolhoop als h 3624 en nam hem later als GC 4173 op in de General Catalogue waarbij hij de bolhoop beschreef als “prachtig; bolvormige cluster, zeer helder; groot; veel helderder naar het midden toe (waar zich een variabele ster bevindt); goed opgelost; sterren van de 14de magnitude.” De variabele ster waarnaar hij verwees was waarschijnlijk de nova.
Messier 80 – NGC 6093
Type object | Bolhoop, bolvormige sterrenhoop |
Klasse | II |
Namen en aanduidingen | Messier 80 NGC 6093 |
Sterrenbeeld | Scorpius – Schorpioen |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 32.600 – 10.000 |
Leeftijd (miljard jaar) | 12,54 |
Aantal sterren | >200.000 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 7,87 |
Schijnbare grootte (boogminuten) | 10 |
Straal (lichtjaar) | 48 |
Locatie

Eerste publicatie: 27 september 2025
Bron: Wikipedia, messier-guide & anderen