Astronomen onderzoeken hoe we onze zoektocht naar buitenaardse technosignaturen kunnen verbeteren
In een nieuw onderzoek analyseerde een team van astronomen van de Penn State University en het Jet Propulsion Laboratory van de NASA wanneer en waar menselijke transmissies vanuit de diepe ruimte het best detecteerbaar zouden zijn voor een buitenaardse waarnemer buiten ons zonnestelsel. Ze suggereren dat de patronen die ze zien, gebruikt kunnen worden om onze eigen zoektocht naar buitenaardse intelligentie (SETI) te sturen.

“Mensen communiceren voornamelijk met de ruimtevaartuigen en sondes die we naar andere planeten, zoals Mars, hebben gestuurd”, aldus Pinchen Fan, promovendus aan de Penn State University.
“Maar een planeet zoals Mars blokkeert niet de volledige transmissie, dus een verafgelegen ruimtevaartuig of planeet langs het pad van deze interplanetaire communicatie zou de spillover mogelijk kunnen detecteren; dat zou gebeuren wanneer de Aarde en een andere planeet in het zonnestelsel vanuit hun perspectief op één lijn staan.”
“Dit suggereert dat we bij het zoeken naar buitenaardse communicatie moeten letten op de uitlijning van planeten buiten ons zonnestelsel.”
“SETI-onderzoekers zoeken vaak in het heelal naar tekenen van vroegere of huidige technologie, technosignaturen genaamd, als bewijs voor intelligent leven.”
“Door de richting en frequentie van onze meest voorkomende signalen te bekijken, krijgen we inzicht in waar we moeten zoeken om onze kansen op het detecteren van buitenaardse technosignaturen te vergroten.”
In de studie analyseerden de onderzoekers logs van NASA’s Deep Space Network (DSN), een systeem van grondgebonden faciliteiten dat tweerichtingsradiocommunicatie met door de mens gemaakte objecten in de ruimte mogelijk maakt. Het systeem fungeert als een relais om commando’s naar ruimtevaartuigen te sturen en informatie te ontvangen die ze terugsturen.
Ze vergeleken de DSN-logs zorgvuldig met informatie over de locaties van ruimtevaartuigen om de timing en de richting van de radiocommunicatie vanaf de Aarde te bepalen.
Hoewel verschillende landen hun eigen deep space-netwerken hebben, stelden de onderzoekers dat het door NASA beheerde DSN representatief zou moeten zijn voor de soorten communicatie die vanaf de Aarde komen, deels omdat NASA tot nu toe de meeste deep space-missies heeft geleid.
“DSN vormt een cruciale verbinding tussen de Aarde en haar interplanetaire missies, zoals de New Horizons en de Webb Space Telescope”, aldus Dr. Joseph Lazio, astronoom bij het Jet Propulsion Laboratory van de NASA.
“Het zendt enkele van de sterkste en meest aanhoudende radiosignalen van de mensheid de ruimte in en de openbare logboeken van de transmissies stelden ons team in staat om de temporele en ruimtelijke patronen van die transmissies gedurende de afgelopen 20 jaar vast te stellen.”
Voor het onderzoek richtten de astronomen zich op transmissies naar de diepe ruimte, waaronder transmissies naar telescopen in de ruimte en interplanetaire ruimtevaartuigen, in plaats van transmissies die bedoeld waren voor ruimtevaartuigen of satellieten in een lage baan om de Aarde, die een relatief laag vermogen hebben en moeilijk van afstand te detecteren zijn.
Ze ontdekten dat radiosignalen uit de diepe ruimte voornamelijk gericht waren op ruimtevaartuigen in de buurt van Mars.
Andere veelvoorkomende transmissies waren gericht op andere planeten en op telescopen op Lagrangepunten tussen de Zon en de Aarde – punten in de ruimte waar de zwaartekracht van de Zon en de Aarde de telescopen vanuit het perspectief van de Aarde op een relatief vaste positie houdt.
“Op basis van gegevens van de afgelopen 20 jaar hebben we ontdekt dat als een buitenaardse intelligentie zich op een locatie bevindt die de uitlijning van de Aarde en Mars kan waarnemen, de kans 77% is dat ze zich in het pad van een van onze transmissies bevinden – een orde van grootte waarschijnlijker dan wanneer ze zich op een willekeurige positie op een willekeurig tijdstip bevinden”, aldus Fan.
“Als ze een uitlijning met een andere planeet in het zonnestelsel zouden kunnen waarnemen, is de kans 12% dat ze zich in het pad van onze transmissies bevinden.”
“Wanneer we echter geen planeetuitlijning waarnemen, is deze kans miniem.”
Volgens het team zouden mensen, om onze eigen zoektocht naar technosignaturen te verbeteren, moeten zoeken naar de uitlijning van exoplaneten, of in ieder geval wanneer exoplaneten uitlijnen met hun moederster.
Astronomen bestuderen exoplaneten vaak tijdens de uitlijning met hun moederster. De meeste van de momenteel bekende exoplaneten werden ontdekt door te zoeken naar de verduistering van een ster wanneer een planeet voor zijn moederster langs beweegt, of er voorlangs gaat vanuit het gezichtsveld van de Aarde.
“Omdat we echter pas de afgelopen 10 tot 20 jaar veel exoplaneten zijn gaan detecteren, kennen we nog niet veel systemen met twee of meer exoplaneten die voorlangs gaan”, aldus Fan.
“Met de aanstaande lancering van de Nancy Grace Roman Space Telescope verwachten we honderdduizenden voorheen niet-ontdekte exoplaneten te detecteren, dus ons potentiële zoekgebied zou aanzienlijk toenemen.”
Omdat ons zonnestelsel vrij vlak is en de meeste planeten in hetzelfde vlak rond de Zin draaien, vonden de meeste DSN-transmissies plaats binnen een straal van vijf graden van het baanvlak van de Aarde.
Als het zonnestelsel een bord was met alle planeten en objecten erop, dan volgden menselijke transmissies om langs het oppervlak van het bord te lopen in plaats van onder een scherpe hoek de ruimte in te schieten.
De auteurs berekenden ook dat een gemiddelde DSN-transmissie op ongeveer 23 lichtjaar afstand gedetecteerd kon worden met telescopen zoals die van ons.
“Door ons te richten op zonnestelsels die zich binnen 23 lichtjaar bevinden, en met name waarvan het vlak met de rand naar de Aarde is georiënteerd, zouden we onze zoektocht naar buitenaardse intelligentie kunnen verbeteren”, aldus de onderzoekers.
Het team is nu van plan deze systemen te identificeren en te kwantificeren hoe vaak ze signalen van de Aarde zouden kunnen hebben ontvangen.
“Mensen bevinden zich nog in een vroeg stadium van onze ruimtereis en naarmate we verder ons zonnestelsel ingaan zullen onze transmissies naar andere planeten alleen maar toenemen”, aldus Jason Wright, hoogleraar aan de Penn State University.
“Met onze eigen communicatie in de diepe ruimte als uitgangspunt hebben we gekwantificeerd hoe toekomstige zoektochten naar buitenaardse intelligentie verbeterd zouden kunnen worden door zich te richten op systemen met specifieke oriëntaties en planeetstanden.”
Het artikel van de onderzoekers is gepubliceerd in de Astrophysical Journal Letters.
Artikel: Pinchen Fan et al. 2025. Detecting Extraterrestrial Civilizations that Employ an Earth-level Deep Space Network. ApJL 990, L1; doi: 10.3847/2041-8213/adf6b0
Eerste publicatie: 24 augustus 2025
Bron: sci.news