Messier 106 – NGC 4258
Messier 106 is een spiraalvormig sterrenstelsel in het sterrenbeeld Canes Venatici – Jachthonden. Het bevindt zich op een afstand van 23,7 lichtjaar van de Aarde en het heeft een schijnbare helderheid van magnitude 9,1. In de New General Catalogue heeft het de aanduiding NGC 4258.
Messier 106 beslaat een oppervlakte van 18,6 * 7,2 boogminuten aan de sterrenhemel. Dit komt overeen met een ruimtelijke diameter van 135.000 lichtjaar. Het is qua grootte vergelijkbaar met Messier 31 en het is een van de grootste en helderste nabije sterrenstelsels.
Messier 106 heeft een hoge oppervlaktehelderheid en is te zien met een verrekijker als een vage lichtvlek. Kleine telescopen tonnen een diffuse vlek met een helderder centrum, terwijl telescopen met een opening van 20 cm meer details van de structuur van het sterrenstelsel laten zien. Grote amateur-telescopen tonen de spiraalarmen van het sterrenstelsel.
Messier 106 ligt op een lijn getrokken van Phecda – Gamma Ursae Majoris naar Cor Caroli – Alpha Canum Venaticorum. Messier 106 kan ook worden gevonden door de lijn van Dubhe – Alpha Ursae Majoris naar Phecda te verlengen. Dubhe is de noordelijke van de Aanwijzers, de twee sterren van de Grote Beer die de weg wijzen naar Polaris in de Kleine Beer.

Messier 106 kan ook worden gevonden met behulp van Megrez – Delta Ursae Majoris, de zwakste ster in de staart van de Beer. De ster 5 Canum Venaticorum met een schijnbare helderheid van magnitude 4,8 ligt 5,5° ten zuiden en iets ten westen van Megrez en Messier 106 ligt iets meer dan 4° ten zuiden van 5 CVn. De beste tijd van het jaar om Messier 106 waar te nemen is gedurende de lentemaanden.
Messier 106 is geclassificeerd als een SABbc-type sterrenstelsel, wat betekent dat het een tussenvorm is tussen een normaal spiraalstelsel en een balkspiraalstelsel. Het bevat minstens 400 miljard sterren.
Messier 106 wordt ook geclassificeerd als een Seyfert II-sterrenstelsel. Het heeft een aanzienlijk grotere omvang in radiogolven dan in zichtbaar licht en vertoont emissielijnspectra vanuit de kern. Messier 106 vertoont ongebruikelijke emissielijnen en röntgenstraling, wat erop wijst dat een deel van het sterrenstelsel in een centraal superzwaar zwart gat valt.
Het sterrenstelsel heeft een dunne, licht gebogen schijf die bijna edge-on lijkt te staan. De schijf omringt het centrale gebied van het sterrenstelsel.
Waarnemingen in 1995 met de Very Large Baseline Array-radiotelescoop hebben aangetoond dat Messier 106 mogelijk enorme donkere objecten bevat, met 36 miljoen zonsmassa in een volume met een straal van ongeveer 1/14ste tot 1/12de lichtjaar. Op dat moment was dit de dichtste concentratie van materie die ooit was gevonden.
Messier 106 is een maser-sterrenstelsel. Het heeft een dichte schijf die werkt als een maser (Microwave Amplifier by Stimulated Emission of Radiaton). Een maser is een microgolf-laser, of een laser die werkt op microgolven in plaats van zichtbaar licht, op galactische schaal. De nucleaire mega maser ring, die voor het eerst mogelijk maakte om de afstand tot een sterrenstelsel direct te meten, is verantwoordelijk voor de paarse kleur van Messier 106.
Messier 106 heeft mogelijk een begeleidend sterrenstelsel, het spiraalvormige sterrenstelsel NGC 4217. Dit sterrenstelsel heeft een diameter van ongeveer 80.000 lichtjaar en lijkt bijna perfect edge-on te staan.
Messier 106 is het grootste lid van de Canes Venatici II-groep, een groep sterrenstelsels in de Lokale Supercluster, op een afstand van ongeveer 21,6 miljoen lichtjaar van de Aarde.
Er zijn in Messier 106 twee supernova’s gevonden. SN 1981K, uit 1981, bereikte een maximale helderheid van magnitude 16 en SN 2014bc, ontdekt op 20 mei 2014, bereikte een maximale helderheid van magnitude 14,8.
Messier 106 werd in juli 1781 gevonden door de Franse astronoom Pierre Méchain. Hij vermeldde zijn ontdekking aan Johan Bernouilli in een brief van 6 mei 1783:
In juli 1781 vond ik nog een nevel dicht bij de Grote Beer, vlakbij de ster nr. 3 van de Jachthonden en 1° meer naar het zuiden. Ik schat de rechte klimming op 181d 40’ en de noordelijke declinatie op ongeveer 49d. Ik ga binnenkort de precieze positie van deze nevel bepalen.
Het sterrenstelsel werd echter pas in 1947 in de Messier-catalogus opgenomen toen Helen Sawyer Hogg deze samen met Messier 105 en Messier 107 op basis van de brief van Méchain toevoegde.
William Herschel ontdekte Messier 106 onafhankelijk op 9 maart 1788 en catalogiseerde het als H V.43. Hij merkte op:
Zeer helder. Heldere kern. Met vage melkachtige takken in het noorden ervoor en in het zuiden erachter. 15’ lang en in het zuiden loopt het over in een zeer vage nevel die zich over een grote afstand uitstrekt. De kern is niet rond.
John Herschel catalogiseerde het object in 1833 als h 1175 en nam het later als GC 2841 op in de General Catalogue. Hij beschreef het als “zeer helder; zeer groot; zeer uitgestrekt in positiehoek 0 graden; plotseling veel helderder naar het midden toe, waar zich een kern bevindt.”
Heber Curtis fotografeerde Messier 106 met de Crossley-reflector van de Lick sterrenwacht en merkte op:
Met de zeer vage uitlopers is deze spiraal bijna 20’ * 16’ in p.a. 165 graden; zeer helder, langwerpig kerngedeelte, met aan de westkant een korte donkere strook; er zijn talrijke bijna stellaire condensaties in de twee belangrijkste spiraaltakken.
Messier 106 – NGC 4258
Type object | Spiraalstelsel |
Klasse | SAB(s)bc |
Namen en aanduidingen | Messier 106 NGC 4258 PCG 39600 |
Sterrenbeeld | Canes Venatici – Jachthonden |
Afstand (miljoen lichtjaar – megaparsec) | 23,7 – 7 |
Aantal sterren (miljard) | 400 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 9,1 |
Straal (lichtjaar) | 67.500 |
Roodverschuiving (km/s) | 448 |
LOCATIE

Eerste publicatie: 25 juli 2025
Bron: Wikipedia, messier-guide & anderen