Messier 10
Messier 10 is een bolhoop in de richting van het sterrenbeeld Ophiuchus – Slangendrager. De bolhoop is ongeveer 14.300 lichtjaar van de Aarde verwijderd en heeft een schijnbare helderheid van magnitude 6,4. De bolhoop heeft de aanduiding NGC 6254 in de New General Catalogue.
Messier 10 bevindt zich op ongeveer 16.000 lichtjaar van het galactische centrum. De bolhoop heeft ongeveer 140 miljoen jaar nodig voor zijn baan in de Melkweg. De bolhoop kruist iedere 53.000 jaar het galactische vlak. Messier 10 verwijdert zich met een snelheid van 69 km/s van de Aarde. De massa van de bolhoop wordt geschat op 200.000 zonsmassa.
De bolhoop werd op 29 mei 1764 door Charles Messier gevonden en hij voegde het als nummer 10 toe aan zijn catalogus. Bij omschreef de bolhoop als “nevel zonder sterren, in de gordel van Ophiuchus; nabij de 30ste ster van dat sterrenbeeld, van de 6de magnitude, volgens Flamsteed. Deze nevel is mooi en rond; het is alleen met moeite zichtbaar in een telescoop van 3 voet.”

Tien jaar later kwam de Duitse astronoom Johann Elert Bode met een soortgelijke omschrijving, hij noemde Messier 10 een “nevelig vlekje zonder sterren; erg zwak.” Hij nam op 14 augustus 1774 Messier 10 en Messier 12 waar en schreef:
Op 14 augustus [1774] ontdekte ik in Ophiuchus twee nieuwe nevels niet ver van elkaar. Eén ervan bevindt zich ten zuiden van 14, 16, 19 en 21 Oph, nabij de westelijke arm, de andere daaronder en oostwaarts, dicht ten westen van 30 Oph. Deze nevels lijken erg bleek en daarom vond ik niet erg betrouwbaar de scheiding tot Lambda als 6deg 7′, tot de ster 14 als 3deg 50′ en tot 21 als 3deg 32′. De andere is van de 21e ster gescheiden door 5deg 32′ en door 1deg 4′ van de 30e.”
Pas toen de in Duitsland geboren Britse astronoom William Herschel de bolhoop met een grotere telescoop waarnam, werd Messier 10 in afzonderlijke sterren opgelost en als en bolhoop herkend. Herschel beschreef het object als een “prachtige groep van extreem samengeperste sterren”, en voegde eraan toe dat “het lijkt op de 53d (Messier 53); en het meest samengeperste deel is ongeveer 3 of 4 minuten in diameter.”
De Amerikaanse astronoom Harlow Shapley was de eerste die een geschatte afstand tot Messier 10 bepaalde, maar zijn schatting van 33.000 lichtjaar plaatste de bolhoop op twee keer de afstand van de moderne metingen.
Messier 10 heeft een ruimtelijke diameter van 83 lichtjaar; maar kleine telescopen onthullen ongeveer de helft van de grootte van de bolhoop – ongeveer 8 – 9 boogminuten – en zijn heldere centrale gebied, dat ongeveer 35 lichtjaar beslaat. Telescopen vanaf 15 of 20 centimeter laten zien dat de bolhoop zich uitstrekt over 15,1 boogminuten en onthullen een grote, heldere centrale kern. Ondertussen onthullen diepe beelden dat Messier 10 ongeveer 20 boogminuten van de schijnbare hemel beslaat en sterren over het gehele gebeid van de bolhoop oplost.
De bolhoop is ongeveer 2/3de van de grootte van de volle maan, maar de buitenste regionen zijn erg zwak. Met een visuele helderheid van magnitude 6,4 is zelfs de heldere kern van de bolhoop te zwak om zonder verrekijker te kunnen zien.
Messier 10 en Messier 12 zijn te vinden op ongeveer een halve vuistbreedte ten westen van de heldere ster Bèta Ophiuchi, ook bekend als Cebalrai, waarbij Messier 10 iets lager aan de hemel ligt, ten zuiden van Messier 12. Messier 10 ligt langs de lijn van Cebalrai naar Zeta Ophiuchi, de derde helderste ster in de Slangendrager. De bolhoop is slechts 1° verwijderd van 30 Ophiuchi, een oranje reus met een schijnbare helderheid van magnitude 4,83.
De twee bolhopen liggen op een afstand van ongeveer 2000 lichtjaar van elkaar en worden door 3° aan de hemel van elkaar gescheiden. Messier 10 lijkt helderder omdat de bolhoop ongeveer 2000 lichtjaar dichter bij de Aarde staat dan Messier 12. De beste tijd van het jaar om de twee bolhopen waar te nemen is in de maanden mei, juni en juli.
Messier 10 bevat ongeveer 100.000 sterren waarbij het kerngebied bestaat uit 14% dubbelsterren.
De bolhoop is geclassificeerd als matig metaalarm en er zijn aanwijzingen dat deze verrijkt is met elementen die geproduceerd worden in Type II-supernovae en het s-proces (slow-neutron-capture process) in massieve sterren. De sterren in Messier 10 hebben slechts 3,5% van de zware elementen die in de Zon voorkomen, wat wijst op een leeftijd van 11,4 miljard jaar. Dit maakt Messier 10 een van de jongste bolhopen die we kennen.
Het centrale gebied van Messier 10 bevat veel “blue stragglers”, (blauwe achterblijvers), sterren die 2 – 5 miljard jaar geleden zijn ontstaan en er jonger uitzien dan ze zijn omdat ze blauwer en helderder zijn dan hun buren. Men denkt dat het fenomeen het gevolg is van interacties tussen twee of meer sterren in de dichte, compacte gebieden van bolhopen. Er zijn 4 variabele sterren bekend in Messier 10.
De kern van de bolhoop zal het laatste deel zijn dat overleeft en zal vermoedelijk nog 15 tot 20 miljard jaar blijven bestaan. Uiteindelijk zal de bolhoop door de zwaartekracht van de Melkweg uit elkaar worden gescheurd, terwijl de bolhoop door de galactische schijf heen beweegt.
Messier 10 – data
Type object | Bolhoop, bolvormige sterrenhoop |
Klasse | VII |
Namen en aanduidingen | Messier 10 NGC 6254 |
Sterrenbeeld | Ophiuchus – Slangendrager |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 14.300 – 4400 |
Leeftijd (miljard jaar) | 11,4 |
Aantal sterren | 100.000 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 6,4 |
Schijnbare afmeting (boogminuten) | 20 |
Straal (lichtjaar) | 41,6 |
Getijdenstraal (boogminuten) | 19,3 |
Locatie

Eerste publicatie: 4 januari 2025