Messier 11
Messier 11 is een rijke, compacte open sterrenhoop op een afstand van 6200 lichtjaar in de richting van het sterrenbeeld Scutum – Schild. De sterrenhoop heeft een schijnbare helderheid van magnitude 6,3 en bedekt een gebied van 14 boogminuten aan de sterrenhemel. De leeftijd wordt geschat op ongeveer 220 miljoen jaar. Messier 11 verwijdert zich van ons met een snelheid van 22 km/s. In de New General Catalogue is de sterrenhoop bekend als NGC 6705.
Messier 11 is de verste open sterrenhoop die in de Messier-catalogus staat en met het blote oog zichtbaar is. De sterrenhoop bevat ongeveer 2900 sterren, wat het een van de meest bevolkte open sterrenhopen maakt die we kennen. Het is een van de meest compacte sterrenhopen en is in een verrekijker als een ruit zichtbaar. De helderste leden van de groep vormen een V-vormige driehoek die, wanneer gezien door een kleine telescoop, op een zwerm eenden zou kunnen lijken, althans zo is Messier 11 aan zijn bijnaam gekomen.

Ongeveer 500 sterren zijn helderder dan magnitude 14. De helderste, heetste hoofdreekssterren zijn van spectraalklasse B8, wat een geschatte leeftijd van 220 miljoen jaar oplevert. De sterrenhoop bevat ook een aanzienlijk aantal rode en gele reuzen.
De sterren in de sterrenhoop zijn slechts losjes aan elkaar gebonden en Messier 11 zal binnen een paar miljoen jaar uiteenvallen omdat de leden ervan één voor één worden uitgeworpen als gevolg van de invloed van de sterrenhoop op de zwaartekracht van andere objecten in de buurt.
De helderste ster in Messier 11, HD 174512, is een witte heldere reus met een schijnbare helderheid van magnitude 8,47. De ster heeft de classificatie A0 II/III en maakt deel uit van een meervoudig stersysteem.
Messier 11 bevat minstens 82 variabele sterren, waarvan er veel pulserende variabele en eclipserende dubbelsterren zijn.
De sterrenhoop werd in 1684 ontdekt door de Duitse astronoom Gottfried Kirch.
De Engelse astronoom William Derham was de eerste die de sterrenhoop omstreeks 1733 in sterren oploste. Hij schreef: “Vijf van deze zes heb ik zorgvuldig bekeken met mijn uitstekende 8 voets reflector en ik vind ze veel op Phaenomena lijken; allemaal behalve die vóór de rechtervoet van Antinous, die geen Nebulosi is, maar een groep van sterren, enigszins zoals die welke de Melkweg is.”
Op 30 mei 1764 voegde Charles Messier de sterrenhoop aan zijn catalogus toe. Hij schreef: “Cluster van een groot aantal kleine sterren, nabij de ster K van Antinous, die men alleen met een goed instrument kan zien; met een gewone telescoop van 3 voet lijkt het op een komeet: deze cluster is vermengd met een flauwe gloed; in deze cluster bevindt zich een ster van magnitude 8. Gezien door Kirch in 1681.”
In 1771 schreef Messier een langere notitie van de open sterrenhoop: “In de nacht van 30 op 31 mei 1764 heb ik nabij de ster Kappa van Antinous een cluster van een groot aantal kleine sterren ontdekt die men met goede instrumenten kan waarnemen; ik heb hiervoor een Gregoriaanse telescoop gebruikt die 104 keer vergroot. Wanneer men het onderzoekt met een gewone refractor van 3 & een halve voet, lijkt deze sterrenhoop op een komeet; het centrum is schitterend, er is tussen de kleine sterren een ster van de achtste magnitude; twee andere, een van de negende en een van de tiende: deze cluster is vermengd met een zwak licht, & zijn diameter is ongeveer 4 boogminuten. Ik heb zijn positie in rechte klimming bepaald als 279d 35’43”, & zijn declinatie van 6d 31’1” zuid.”
De Zwitsers-Amerikaanse astronoom Robert Julius Trumpler classificeerde Messier 11 als Trumpler II.2.r, wat betekent dat de sterrenhoop los staat wet weinig centrale concentratie (II), een matig helderheidsbereik heeft (2) en rijk bevolkt is ®. Meer recent is Messier 11 ook geclassificeerd als Trumpler I.2.r, een losstaande cluster met een sterke centrale concentratie.
Messier 11 bevindt zich dicht bij het noordelijke deel van de Scutum Wolk, een grote sterrenwolk die een van de helderste delen van de Melkweg markeert. Messier 11 ligt op ongeveer een graad ten noordwesten van R Scuti, een van de eerste belende veranderlijke sterren. R Scuti werd in 1795 gevonden door de Engelse astronoom Edward Pigott en is de eerste bekende variabele ster van het type RV Tauri. De helderheid van de ster varieert meestal tussen magnitude 4,8 en 6 en af en toe tussen magnitude 4,5 en 8,2.
Messier 11 is voor waarnemers op het noordelijk halfrond zonder verrekijker als een zwakke lichtvlek te zien boven de zuidelijke horizon.
De sterrenhoop is zichtbaar boven het Theepot-asterisme in het sterrenbeeld Sagittarius – Boogschutter. De sterrenhoop kan worden gevonden door eerst de heldere Altaïr in het sterrenbeeld Arend – Aquila op te zoeken en vervolgens de lijn naar het zuidwesten te volgen naar Delta Aquilae – Denebokab en tenslotte naar Lambda Aquilae. Altaïr, de 12de helderste ster aan de nachtelijke sterrenhemel, is de op een na helderste ster van de Zomerdriehoek, een prominent asterisme bestaande uit Altaïr en de heldere sterren Wega in Lyra – Lier en Deneb in Cygnus – Zwaan. Altaïr markeert de zuidelijke hoek van de driehoek.
Ten zuidwesten van Lambda Aquilae ligt een zwakkere ster, 12 Aquilae, en Messier 11 bevindt zich iets meer dan 2° ten westen van de ster. De beste tijd van het jaar om de sterrenhoop waar te nemen is van juni tot september, als de sterrenhoop hoger boven de horizon staat.
Messier 11 – data
Type object | Open sterrenhoop |
Namen en aanduidingen | Messier 11 NGC 670 Collinder 391 Melotte 213 Wilde Eendcluster |
Sterrenbeeld | Scutum – Schild |
Afstand (lichtjaar – parsec) | 6200 – 1900 |
Leeftijd (miljoen jaar) | 220 |
Aantal sterren | 2900 |
Schijnbare helderheid (magnitude) | 6,3 |
Schijnbare afmetingen (boogminuten) | 14 |
Locatie

Eerste publicatie: 5 januari 2025