Bemande ruimtevaart

Amerikaanse bemande ruimtevaart – Project Mercury

De Mercury 7 astronauten
NASA werd op 1 oktober 1958 opgericht. Op 9 april 1959 kondigde NASA de zeven astronauten van het Mercury project aan. Het zijn: (voor, links naar rechts) Walter H. Schirra, Jr., Donald K. Slayton, John H. Glenn, Jr., and Scott Carpenter; (achter, links naar rechts) Alan B. Shepard, Jr., Virgil I. Gus Grissom, and L. Gordon Cooper. Credit: NASA.

Mercury was het eerste bemande ruimtevaartprogramma van de NASA. Het programma had twee doelen: kijken of mensen effectief konden functioneren in de ruimte en een man in de ruimte brengen doordat de Sovjet-Unie dat deed. Het tweede doel werd niet behaald maar het Mercury-programma bood wel de technologische basis voor meer uitdagendere missies in de Gemini- en Apolloprogramma’s. Het veranderde ook de eerste zeven Amerikaanse astronauten (de Mercury 7) in supersterren.

Herkomst programma

Aan het eind van de jaren ’50 maakten de Verenigde Staten zich zorgen over de suprematie van de Sovjet-Unie op het gebied van de ruimtevaart. De Sovjet-Unie stuurde op 4 oktober 1957 geheel onverwachts de Spoetnik, de allereerste kunstmaan, naar de ruimte. Het Amerikaanse Congres eiste actie om dit probleem aan te pakken waarbij sommige politici zeiden dat de Sovjet-coup een bedreiging voor de nationale veiligheid zou kunnen zijn.

Er gingen geluiden op om een ruimtevaartprogramma op te zetten op basis van militaire astronauten. Zo zou er kunnen worden voortgeborduurd op de vluchten op grote hoogte die testpiloten al uitvoerden. Hier was president Dwight Eisenhower het aanvankelijk mee eens maar nadat hij met enkele adviseurs had gesproken steunde hij uiteindelijk een voorstel om een niet-militair ruimtevaartagentschap op te richten. NASA werd in 1958 opgericht uit het voormalige National Advisory Committee on Astronautics (NACA) en verschillende andere centra.

In 159 selecteerde het nieuwe agentschap uit een groep van militaire testpiloten 7 astronauten. Deze eerste astronauten moesten aan strenge eisen voldoen: jonger dan 40 jaar, maximaal 1,80 meter groot, een uitstekende conditie hebben, uitgebreide technische ervaring, afgestudeerd als testpiloot en minimaal 1500 vlieguren. Aangezien de meeste militaire testpiloten destijds blanke mannen waren betekende dit dat de eerste astronauten ook tot die demografische groep behoorden.

NASA bekeek een groep van 500 mannen en selecteerde er hier 110 uit. Deze mannen werden gelijkelijk en willekeurig in drie groepen verdeeld. Deze mannen zouden een vertrouwelijke briefing krijgen waarin ze te horen kregen dat ze eventueel naar de ruimte zouden kunnen reizen. Omdat echter zoveel mannen uit de eerste twee groepen er mee instemden om aan het astronautenprogramma deel te nemen als ze zouden worden geselecteerd werd er nooit een beroep gedaan op de derde groep militairen.

Van hieruit ondergingen de halve finalisten uitgebreide psychologische en fysieke testen. De zeven geselecteerde astronauten werden in  april 1959 officieel aangekondigd. Zij en hun families werden meteen wereldberoemdheden. Hun bekendheid werd verder vergroot door een exclusief contract met Life Magazine ter waarde van $500.000 dollar. In die verhalen in Life Magazine werden de astronauten neergezet als Amerikaanse helden die met hun ruimtemissies het communisme bevochten.

De eerste Mercury vluchten

Het Mercury-programma was gericht op bemande ruimtevaart maar het eerste levende wezen dat aan boord van de Mercury vloog was geen testpiloot maar een chimpansee.

De chimpansee Ham vlak voor zijn lancering
De chimpansee Ham vlak voor zijn lancering. Credit NASA – Marshall Space Flight Center, Publiek domein,

De chimpansee met de naam Ham (een acroniem voor Holloman Aerospace Medical Center), werd op 31 januari 1961 aan boord van een Mercury-Redstone raket gelanceerd. NASA wilde eerste met HAM vliegen voor het geval de vlucht technische problemen zou krijgen, hetgeen dus prompt ook gebeurde. De raket vloog hoger en sneller dan verwacht en kwam meer dan 600 kilometer buiten zijn koers weer op Aarde terecht. Ham overleefde de vlucht wonderwel. Hij had alleen last van een beetje uitdroging en vermoeidheid.

Op 24 maart 1961 werd een onbemande testvlucht uitgevoerd met de Mercury. Na deze vlucht durfde NASA het aan om een mens te lanceren. NASA selecteerde hiervoor Alan Shepard, een veteraan uit de Tweede Wereldoorlog en een testpiloot van de marine. Echter de Sovjets versloegen de Amerikanen en ze stuurden op 12 april 1961 Yuri Gagarin naar de ruimte. Drie weken later, op 5 mei 1961 werd Shepard gelanceerd voor een suborbitale vlucht van slechts 15 minuten.

De vlucht van Shepard in de Freedom-7 was een groot succes maar Shepard zelf was gefrustreerd omdat hij niet als eerste de ruimte had gehaald.

Op 21 juli 1961 werd de Liberty-Bell 7 gelanceerd met aan boord Gus Grissom. Deze vlucht verliep minder soepel. De 15 minuten durende suborbitale vlucht en landing verliepen goed maar het luik van de capsule werd onverwachts weggestoten. Grissom bevond zich in het water toen de bergingshelikopter tevergeefs probeerde de capsule te redden. De oorzaak van het deurprobleem is nooit gevonden. Maar in de nasleep van het debacle werd gesuggereerd dat Grissom het zelf had verprutst. Grissom herstelde van het incident en werd toegewezen aan de Apollo-1 missie. Helaas kwamen hij en zijn bemanningsleden op 27 januari 1967 tijdens een brand op het lanceerplatform om het leven.

In een baan om de Aarde

Hoewel de Mercury-missies voor de NASA en zijn aannemers technologische hoogstandjes waren, waren het vrij korte vluchten. Het waren bogen van slechts 15 minuten tussen Florida en de Atlantische Oceaan. De Sovjets hadden ondertussen al orbitale missies gedaan die verschillende keren om de Aarde draaien, waaronder Gagarins historische eerste bemande ruimtevlucht. Om de Amerikanen in een baan om de Aarde te krijgen was een sterkere raket nodig en enkele wijzigingen in  de missie.

Op 20 februari 1962 werd John Glenn gelanceerd in zijn Friendship 7. Deze Mercury-capsule  was bevestigd op een sterkere Atlas-raket. Glenn draaide drie maal om de Aarde voor het terugkeerde. Zijn vlucht duurde in totaal ongeveer vijf uur en was bedoeld om te zien hoe het menselijk lichaam zou reageren bij een verblijf van enkele uren in de ruimte. Tijdens deze missie zag Glenn vreemde “vuurvliegjes” die zijn ruimtevaarttuig leken te volgen. Dit fenomeen werd later verklaard als ijskristalletjes die van de romp van zijn Friendship 7 kwamen.

Glenn werd na zijn vlucht een publieke held. Hij wilde terugkeren naar de ruimte maar de toenmalige president van de Verenigde Staten, John F. Kennedy, vond hem te waardevol. Glenn werd later senator voor Ohio en keerde op 77-jarige leeftijd tijdens de shuttle-missie STS95 in 1998 terug naar de ruimte.

De volgende Mercury-missie was de Aurora 7. Deze kreeg op 24 mei 1962 wederom problemen tijdens de landing. Piloot Scott Carpenter landde na een verblijf van ongeveer 5 uur in de ruimte 400 kilometer uit koers. Sommige functionarissen van de NASA gaven Carpenter hiervan de schuld. Hij zou niet goed genoeg hebben opgelet.

In twee mondelinge interviews met de NASA zei Carpenter dat het een combinatie was van een technisch probleem (sommige sensoren werkten niet goed) en overmatig brandstofgebruik terwijl Carpenter werkte om Glenn’s vuurvliegmysterie op te lossen. Het was meteen Carpenters laatste ruimtevlucht.

Afsluiting van het programma

NASA was al bezig met het plannen van het volgende bemande ruimtevaartprogramma, Gemini, dat baanmanoeuvres en ruimtewandelingen zou gaan testen ter voorbereiding op eventuele missies naar de Maan tijdens het Apollo-programma. Omdat de Gemini met twee astronauten aan boord al in ontwikkeling was, richtte NASA zich tijdens de laatste twee Mercury-missies op verblijven van meerdere dagen in de ruimte.

Walter Schirra noemde zijn capsule Sigma 7. Hij werd op 3 oktober 1962 gelanceerd en maakte in totaal 6 omwentelingen om de Aarde waarbij hij zeer zorgvuldig met zijn brandstof omsprong door steeds slechts kleine correcties mijn zijn stuwraketten uit te voeren.

Tegen de tijd dat hij terug moest naar de Aarde had hij nog ongeveer de helft van zijn brandstof over. De rest werd voor de landing werd ingezet gedumpt. Zijn missie werd bij de NASA geprezen. Schirra vloog ook op de Gemini 6 missie en de Apollo 7 missie. Hij werd de enige astronaut die in alle drie de bemande ruimtevaartprogramma’s van de NASA in de ruimte is geweest.

Het succes van Schirra maakte de weg vrij voor de laatste vlucht. Gordon Cooper vloog in zijn Faith 7 tussen 15 en 16 mei 1963, 22 maal om de Aarde.

Van de oorspronkelijke Mercury 7 was Deke Slayton de enige die niet de ruimte in ging. Hij werd aan de grond gehouden vanwege een hartaandoening. Hij bereikte uiteindelijk de ruimte tijdens de Apollo-Sojoez-Test Project-vlucht tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie in juli 1975.

Het Mercury-programma legde de fundering voor het Amerikaanse bemande ruimtevaartprogramma. De Mercury astronauten bleven populair, vooral in de Verenigde Staten. De laatste levende Mercury 7 astronaut, John Glenn, overleed in december 2016 op 95-jarige leeftijd.

Eerste publicatie: 30 oktober 2020
Bron: NASA, Wikipedia, Space.com